Contentbeheer gemeenten waardeloos

2 september 2005

Veel gemeentelijke sitebeheerders voelen zich een eenling. Ambtenaren
blijken zich niet of nauwelijks betrokken te voelen bij de website van
hun gemeente. Hoewel dit niet helemaal onbekend is, blijkt dit nog eens
duidelijk uit het afstudeeronderzoek van Thijs Biezeman in het kader
van zijn opleiding Communicatiemanagement aan de Hogeschool van
Utrecht. Voor zijn scriptie heeft Biezeman onder meer een quickscan bij
134 gemeenten gehouden. Uit het onderzoek blijkt dat bijna de helft van
de webmasters van gemeentelijke sites zich met zijn werkzaamheden een
eenling voelt. Nog eens 60 procent meent dat zij andere ambtenaren
achter de vodden aan moeten zitten om berhaupt content aangeleverd te
kunnen krijgen. Een van de oorzaken hiervoor kan zijn dat andere
ambtenaren zich niet of nauwelijks betrokken voelen bij de website. Zo
zegt de helft van alle ondervraagde gemeenten dat de mogelijkheden voor
training voor bijvoorbeeld het schrijven voor het web of omgaan met het
CMS onder de maat zijn.



Biezeman heeft drie hoofdconclusies geformuleerd:

1. Effect en efficiency van het communicatiemiddel Internet worden nauwelijks getoetst!

De gemeenten geven aan het nut van de website te onderkennen (75%) en
stellen hiertoe met name in financile zin voldoende middelen
beschikbaar (70%), maar hebben dit (nog) niet weten om te zetten in
bijbehorende (meetbare) doelstellingen (50%). Ruim 60 procent van alle
gemeenten zijn nog niet begonnen met het (periodiek) toetsen van de
inzet van het communicatiemiddel internet bij de burger. Een groot
percentage gemeenten geeft aan, niet (30%) of nauwelijks (53%) het
effect van de inzet van het communicatiemiddel internet te meten.
Hieruit kan geconcludeerd worden, dat gemeenten haar verplichting om
regelmatig te toetsen of er binnen de gemeente effectief en efficint
wordt gewerkt (art.213a van de nieuwe Gemeentewet 2002) op dit
onderdeel van de bedrijfsvoering nog voor een belangrijke opgaaf staat.

2. Internet bij gemeenten wordt nog niet als een volwaardig integraal strategisch beleidsinstrument gezien.

De webfunctionarissen bij gemeenten zijn in veel gevallen nog niet
toegerust om de mogelijkheden van de inzet van internet in de (snel)
veranderende omgeving van overheidscommunicatie te benutten.
Het algemene beeld wat uit dit onderzoek naar voren komt is, dat de
focus bij veel gemeenten op dit moment vooral op techniek en
beschikbaar stellen van middelen heeft gelegen en minder op de mens. De
organisatorische en beleidsmatige inbedding van het medium internet is
in veel gevallen onvoldoende uitgewerkt. Om de site actueel en levend
te houden moeten webmedewerkers een beroep doen op de ambtelijke
organisatie. Dit onderzoek toont aan, dat deze betrokkenheid in veel
gevallen nog gering is. Er zijn in dit verband ook ontwikkelingen
geconstateerd, die als signalen ter verbetering kunnen worden geduid.
Van de respondenten geeft 58% aan, te kunnen rekenen op steun vanuit
het bestuur en de ambtelijke organisatie en 40% voelt zich met zijn
werkzaamheden min-of-meer een eenling bij zijn organisatie. De vraag of
men voortdurend tegen weerstanden op loopt wordt door 15% van de
respondenten met ja beantwoord en 15% geeft aan steeds middelen te kort
te komen. Van de respondenten geeft 60% aan, dat de organisatorische
inbedding formeel en slechts op hoofdlijnen is vastgelegd en 30% geeft
aan, dat deze (nog) niet is vastgelegd. Het beschikbaar zijn van
techniek wordt door een grote meerderheid van de respondenten als
voldoende (80%) of zelfs te veel (10%) beschouwd. Ook geven 50% van de
respondenten hierbij aan niet voldoende mogelijkheden tot opleiding te
hebben.

3. Budget voor het communicatiemiddel internet vaak gebaseerd op vage, niet concreet gedetailleerde doelstellingen.

Financile middelen om de (veronderstelde) doelstellingen van te
behalen zijn bij een grote meerderheid van de gemeenten voldoende en
toereikend beschikbaar gesteld. Dit is de mening van ruim 70% van de
respondenten. Echter het feit, dat doelstellingen voor de inzet van
internet slechts op hoofdlijnen (55%) of helemaal niet zijn vastgelegd
en derhalve niet getoetst (kunnen) worden betekent, dat vaststelling
van de budgetten vaak een hoog gehalte “natte vingerwerk” kent.

Voor het gehele rapport klik hier.

Share This:

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.