13 maart 2009
De Linux-gemeenschap viert het vijftienjarige bestaan van Linux-kernelversie 1.0. Linus Torvalds, de grondlegger van het besturingssysteem, kondigde op 14 maart 1994 in een nieuwsgroep aan dat de release van kernel 1.0 een feit was. De Linux-goeroe kondigde zijn plannen voor de bouw van een op Unix-lijkend opensource-besturingssysteem oorspronkelijk aan in augustus 1991, waarna al snel een grote groep ontwikkelaars Linux-code begon te produceren. Torvalds liet 14 maart 1994 weten dat de kernel 1.0 na een langdurige bètafase weliswaar een jaar of twee te laat klaar was, maar dat dit in de markt voor besturingssystemen geen onoverkomelijk probleem zou zijn. Linux 1.0.0 besloeg 176.250 regels code. Op de broncode werden de GPL-voorwaarden van toepassing verklaard. In 1996 kwam kernelversie 2.0 uit, waarin het aantal coderegels bijna was verdubbeld. Om datzelfde jaar werd ook de Linux-mascotte Tux aan het publiek voorgesteld. Rond 2000 was de Linux-kernel zo ver gerijpt, dat de eerste hardware op de markt verscheen. De daaropvolgende jaren zou Linux steeds vaker in met name 'embedded devices' te vinden zijn. Een andere belangrijke mijlpaal was de introductie van kernel 2.6 in december 2003. De 'Linux-motor', die inmiddels een omvang had van bijna zes miljoen regels aan code, bevatte features als 'preemptive multitasking', een solide geheugenmanagement, uitgebreide netwerkmogelijkheden, een stringent gebruikersbeheer en een groeiend aantal drivers. Hoewel Linux als server-OS zijn sporen al had verdiend, begon het besturingssysteem langzaam maar zeker ook de desktopmarkt te veroveren.
Vijftien jaar later is Linux, met de kernelversie 2.6.28.7, uitgegroeid tot het belangrijkste opensource-OS. Mede dankzij het feit dat de kernel ook op andere platformen draait dan x86-hardware, is het besturingssysteem te vinden in apparatuur als mobiele telefoons, mediaspelers, netbooks en e-book-readers. Wereldwijd leveren duizenden ontwikkelaars – met zowel een commerciële of vrijwillige achtergrond – nieuwe code aan, en talloze ontwikkelaars bouwen eigen totaalpakketten op basis van de kernel en de enorme hoeveelheid applicaties die beschikbaar is. Het is ook twintig jaar geleden dat het WWW verwekt is. In maart 1989 diende Tim Berners Lee zijn voorstel 'Information Management: A Proposal' in bij het CERN. Hij kreeg toestemming zijn idee uit te werken, en een jaar later was het web een feit. Het systeem dat Berners Lee voorstelde, bouwde voort op Enquire: een systeem waaraan hij al lange tijd werkte. Het in Pascal geschreven Enquire had een database, links tussen bestanden en directe edit-mogelijkheden vanaf de server. Berners Lee wilde de informatiestroom bij het CERN, waar hij in 1989 werkte als softwareconsultant, verbeteren omdat de in- en uitstroom van onderzoekers bij het onderzoekscentrum groot was, waardoor waardevolle onderzoeksinformatie vaak verloren ging. In 1990 werkte hij zijn ideeën systeem uit samen met zijn collega Robert Cailliau. Ze stelden het Hypertext-project onder de naam WorldWideWeb of W3 voor. Dit zou bestaan uit een web van nodes waarbij browsers via een 'access protocol' hypertext-pagina's konden benaderen die de informatie toonden. Op kerstdag 1990 kregen ze de eerste webserver, webbrowser en webpagina's aan de praat op een NeXT-computer bij het CERN. In de jaren daarna wist Berners Lee de academische wereld te overtuigen van het nut van zijn systeem, waarna het balletje begon te rollen en het systeem ook buiten onderzoekscentra en universiteiten aan populariteit won. Eind 1994 bestond het Web al uit tienduizend servers en tien miljoen gebruikers. Het dataverkeer per seconde was toen al het equivalent van hele oeuvre van Shakespeare.