5 juli 2008
We stellen onze privacy zeer op prijs. Tenminste dat beweren we bij voortduring en allerlei wet- en regelgeving is er op gericht ons in het streven tot privacy te ondersteunen. Vervolgens gaan we achter onze computer en delen we via onze browser in Facebook alle details over ons mede aan allen die het maar willen lezen, hebben we er geen moeite mee onze persoonlijke gegevens in te geven op iedere website die er naar vraagt en zijn zonder problemen bereid ons 'volgbaar' te maken voor GPS navigaters e.d. Onderzoekers noemen dit de privacy paradox: normaal gesproken vestandige mensen hebben impulsieve impulsen en meningen die het tegendeel doen wat ze weten dat ze moeten doen als het gaat om de beveiliging van persoonlijke gegevens. Nieuw onderzoek begint deze privacy paradox te quantificeren. In een voordracht voor de Security and Human Bevior Workshop in Boston afgelopen week, sprak George Loewenstein, een hoogleraar gespecialiseerd in economisch gedrag aan Carnegie Mellon University, over een binnenkort te publiceren onderzoek, dat hij samen met twee collega's uitvoerde. Conclusie: 'Our privacy principles are wobbly. We are more or less likely to open up depending on who is asking, how they ask and in what context'. De onderzoekers voerden een aantal onderzoeken uit onder studenten, waarbij ze hen vroegen 'to provide an e-mail address and then indicate whether they had ever engaged in a list of wayward, or in some cases illegal, activities'.
'In one experiment, one group of students was given a strong assurance that none of the information they divulged on the survey would be revealed'. De verwachting was dat dat zou leiden tot een grotere openheid, maar het tegendeel bleek waar te zijn. 'When the issue of confidentiality was raised, participants clammed up. For example, 25 percent of the students who were given a strong assurance of confidentiality admitted to having copied someone else’s homework. Among those given no assurance of confidentiality, more than half admitted to it'. De verzekeringen, zo theoretiseerden de onderzoekers 'raise issues of privacy that might not otherwise figure prominently in people’s minds'. Hoe minder mensen denken over privacy, hoe minder geneigd ze zijn te letten op wat ze aan persoonlijke gegevens vermelden. Elke verzekering dat antwoorde vertrouwelijk worden beantwoord zet mensen aan het denken over wat ze wel en niet zullen zeggen. Een redelijk logische conclusie, die door dit onderzoek nu wordt hard gemaakt. In een ander experiment werden de studenten naar een officiele universiteitswebsite geleid en gevraagd 'to complete an on-screen survey about whether they had performed certain disreputable acts. Another set of students was presented with the same questions, but on an informal-looking site with the headline 'How BAD are U??', complete with a graphic of a smiling devil'. Op de laatste site werd aanzienlijk meer vermeld over handelingen die niet door de beugel konden, maar ook zaken als bijvoorbeeld het gebruik van cocaine. 'Creating an informal online atmosphere, it seems, encourages self-revelation, even though an unprofessional site is probably more likely to pose a privacy problem than an elaborate, professional one'. Loewenstein eindigde zijn voordracht met een waarschuwing 'about a medium that appears to confound our ability to navigate privacy issues according to our best interests. The cues that we rely on through culture and evolution to tell us there is a privacy issue are not present on the Internet. 'Meanwhile, the same technology magnifies the risk'.