7 oktober 2008
Minister Hirsch Ballin van Justitie heeft bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) het zogenaamde ‘Track & Trace’-systeem in gebruik genomen. Het NFI is het eerste forensisch laboratorium in Europa dat een dergelijk systeem, gebaseerd op RFID-chips, invoert. Track & Trace is een lokalisatie- en registratiesysteem: een onzichtbaar elektronisch netwerk om 'sporendragers' binnen het NFI te volgen. Met de oplevering nu van dit systeem voldoet het NFI aan een afspraak uit het Versterking Opsporing en Vervolging (VOV)-programma. Dit programma is in samenwerking met het Openbaar Ministerie en de politie opgesteld naar aanleiding van het evaluatierapport van de Schiedammer Parkmoord. Daarin werd gesteld dat stukken van overtuiging (svo’s) traceerbaar en identificeerbaar moeten zijn. Svo’s zijn bewijsstukken/sporen die worden verzameld door de politie op een plaats delict. Vervolgens komt een deel naar het NFI voor forensisch onderzoek. Op jaarbasis ontvangt het NFI zo’n 80.000 svo’s. Forensisch onderzoek bestaat uit verschillende stappen en strekt zich vaak uit over de verschillende onderzoeksgebieden. Daardoor maken de svo’s allerlei complexe logistieke bewegingen door de organisatie. Met Track & Trace kan 24 uur per dag vastgesteld worden waar een svo is. Ook kan worden vastgesteld waar het binnen het NFI is geweest. Hierdoor is eenduidige registratie en verantwoording mogelijk.
In samenspraak tussen NFI, politie en OM is voor svo’s een uniek nummer gecreëerd: het zogenaamde Sporen Identificatie Nummer (SIN), waarmee elk spoor geregistreerd wordt. Elk svo houdt dit unieke nummer door de hele strafrechtsketen heen. De forensische onderzoekers van de politie voorzien de verpakking van het svo op de plaats delict van een SIN-sticker. Hiermee start het registratieproces. De sticker bevat een chip, een barcode en een numerieke code: het SIN bestaat uit vier letters, vier cijfers en de code NL. Het Track & Trace-systeem zorgt ervoor dat sporen binnen het NFI beter geregistreerd worden en geeft de mogelijkheid om sporen ook fysiek te volgen. NFI installeert het systeem naar aanleiding van de evaluatie van de Schiedammer parkmoord, waarin gesteld werd dat bewijslast traceerbaar moet zijn. De techniek die NFI gebruikt lijkt op de manier waarop bibliotheken hun boeken in de gaten houden. Het draadloze volgsysteem maakt deel uit van het landelijk Sporen Volgsysteem dat in 2009 start. Hirsch Ballin noemt het 'een middel om de professionaliteit verhogen en het vertrouwen in de rechtsorde herstellen'. NFI beschouwt het volgsysteem als een ‘virtueel vangnet’, maar wijst erop dat er geen garantie voor een foutloze afhandeling bestaat. Een woordvoerder: 'Er werken hier vijfhonderd mensen, vergissen is menselijk'. Viervijfde van de NFI-medewerkers werkt in laboratoria die DNA, bloed of kruitsporen onderzoeken. Het NFI gaat het RFID-systeem ook gebruiken om de onderzoekskosten inzichtelijk te maken voor de politiebureaus. Het instituut krijgt jaarlijks een budget van 60 miljoen euro, maar heeft niet altijd genoeg capaciteit om alle sporen te onderzoeken. Ook al spreekt het persbericht van procesinnovatie binnen het NFI van een hypermodern sporenregistratiesysteem, toch is het gebruik van RFID-techniek niet zonder risico's. Zo werd eind 2007 de RFID-chip Mifare Classic gekraakt, en ligt het algoritme en delen van de broncode ervan nu definitief op straat. Op de HOPE beveiligingsconventie in juli van dit jaar in New York toonden hackers bovendien hoe makkelijk het is om RFID-kaarten te kraken en te klonen.