10 december 2010
Vandaag hebben de leden van de Bijzondere Commissie Archieven (BCA) van de Raad voor Cultuur met onmiddellijke ingang hun ontslag aangeboden. De leden menen dat zij niet meer onafhankelijk en integer kunnen optreden als gevolg van een verschil van inzicht met de Algemeen Secretaris van de Raad over de uit te brengen adviezen. De BCA is de commissie die voor de Raad voor Cultuur advies uitbrengt over de selectielijsten die archiefvormers bij de overheid verplicht zijn te maken. Met behulp van deze lijsten zijn overheidsorganen in staat te bepalen welke informatie als cultureel erfgoed blijvend zal worden bewaard en welke na verloop van tijd mag worden vernietigd. De BCA let bij de beoordeling van selectielijsten op de het historisch belang in algemene zin, de belangen van de recht- en bewijszoekende burger en het belang voor de bedrijfsvoering bij de betreffende overheidsorganisatie. Deze adviesfunctie is vastgelegd in de Archiefwet. Daarnaast geeft de BCA gevraagd en ongevraagd (pre-)advies over algemene kwesties met betrekking tot archiefwaardering en –selectie.
Op 6 oktober jl. ontving de BCA een adviesaanvraag over een geheel nieuwe selectiemethodiek. Daarbij kwam het verzoek om vóór 30 november jl. een advies gereed te hebben. Over dit onderwerp wordt al enkele decennia een levendig debat gevoerd: per slot van rekening gaat het selecteren van archieven ook over het mogelijk vernietigen van cultureel en historisch erfgoed. Naar het oordeel van de BCA was de termijn onaanvaardbaar kort om een oordeel te kunnen geven. Bovendien ontbrak essentiële informatie voor een goed en afgewogen oordeel. Van de kant van de Algemeen Secretaris van de Raad werd echter grote druk uitgeoefend om binnen de gestelde termijn met een positief getoonzet advies te komen. Er zijn sterke aanwijzingen dat deze druk werd ingegeven door informele afspraken tussen de Algemene Rijksarchivaris en de Algemeen Secretaris van de Raad. Op 6 december jl. is namens de Raad een brief aan staatssecretaris H. Zijlstra van Cultuur gezonden, met daarin een advies over de selectie-aanpak. De bewoordingen zijn rechtstreeks ontleend aan de adviesaanvraag en een notitie van de Algemene Rijksarchivaris. De BCA is niet gekend bij het opstellen van deze brief en distantieert zich met klem van de inhoud. Door de geschetste gang van zaken is de onafhankelijkheid van de Raad voor Cultuur in het geding. De leden van de Bijzondere Commissie Archieven zijn het aan hun integriteit en onafhankelijkheid verplicht niet hieraan mee te werken. Derhalve leggen wij met onmiddellijke ingang onze werkzaamheden voor de Raad voor Cultuur neer. Als leden van de commissie functioneerden: dr G.J. van Bussel, dr J.W.L. Brouwer, B.G.W. Mantel en M.A.B. van Bragt-Kroonen.