28 januari 2008
Sun Microsystems heeft de lessen die het geleerd heeft van de herstructurering van het datacentrum in Santa Clara (Californië) een stap verder gebracht in het grote consolidatieproject in Broomfield (Colorado). Hoewel die herstructureringen efficiency winsten voor Sun betekenen, dient de ervaring nu ook als een model voor klanten van het bedrijf voor het maximaliseren van de efficiency van een datacentrum. Na de verwerving van StorageTek in 2005 had Sun twee datacentra in Colorado, die beide nogal oud waren en gebruik maakten van een ontwerp dat al jaren achterhaald was. Sun besloot gewoon opnieuw te beginnen. 'Depending on age of the building, a lot of times you need to gut it', zo zei Dean Nelson, senior directeur van Global Lab & Datacenter Design Services (GDS) van Sun. 'The traditional way of datacenter design won't accommodate what's coming. Densities are king and they have to deal with those spot loads'. Veel van wat Sun in Colorado deed bouwde voort op de ervaringen die het in Santa Clara had opgedaan. De oppervlakte van dat datacentrum was teruggebracht van ongeveer 18.500 m2 naar 7.500 m2., terwijl de performance van het centrum werd verbeterd en de energiekosten verlaagd. Sun paste dezelfde technieken toe in Broomfield. Het centrum werd in oppervlak teruggebracht van 46.000 m2 naar ongeveer 12000 m2. Het verlaagde ook 'power consumption by one million kilowatt hours per month while incorporating seven megawatts of power capacity that can scale up to 40 percent higher'. Het bedrijf incorporeerde de nieuwste groene technologie.
'The first thing that went was the raised floor', zei Nelson. 'We dumped all but 700 square feet of it. The reason? The servers are so dense these days they are extremely heavy and the raised floor needs significant reinforcement to hold the weight. Also, the idea of a raised floor just doesn't work any more'. De bedoeling van zo'n verhoogde vloer was om koude lucht onder de vloer te blazen die door gaten in de serverkasten dient ter koeling van de verhitte processoren. 'That worked fine when servers averaged around 2 kilowatts of power draw. Now they average between five and six kilowatts, with some going into double digits. That's just too much heat to cool with air drifting up through holes in the floor. What's needed is cooling systems placed very close to the hardware', zo vervolgt Nelson. Sun gebruikte koelsystemen van American Power Conversion, die aan het eind van een rij staat en zelf op een serverrack lijkt, en Liebert, die boven de servers is bevestigd en koude lucht naar beneden blazen. 'This way, you don't do one size fits all for cooling. These systems ramp up and down their cooling based on the source of heat and the load it senses'. Door dit te doen wist Sun de electriciteitskosten met de helft te verminderen, zo merkte Nelson op. 'We focused on modular 'pods', which include racks that have power, cooling and connectivity, making it a room inside of a room. Most datacenters tend to be rolled out in one fell swoop, which often results in companies deploying a datacenter that doesn't match spec, or can't get enough power. In some cases, they overbuild. Do it incrementally instead', ze legt Nelson uit. Vervolgens: 'facilities and IT need to be combined'. Een verantwoordelijke dient er te zijn voor het gebouw van het datacentrum en de computers daarbinnen. De meeste bedrijven verdelen de verantwoordelijkheden tussen twee verschillende organisatorische eenheden. 'If you don't have someone in my job you need one', zo zegt Nelson. 'You need to translate between real estate and IT groups because they have conflicting interests. Real estate is behind cost savings. They don't want to build if they don't have to. IT on the other hand wants to build things'. Door dit soort consolidatieprojecten heeft Sun zijn wereldwijde 'carbon footprint' met 60 % verlaagd. Het verlaagde de uitstoot in de Verenigde Staten met 23 % en dat vijf jaar eerder dan gepland. In 2015 wil het de uitstoot van CO2 een verdere 20 % te hebben verlaagd. Het datacentrum in Broomfield verlaagde de uitstoot in de Verenigde Staten al met zes procent.
