6 februari 2009
Het juridisch gevecht van Universal tegen de videosite Veoh inzake copyrightinbreuken gaat niet zoals de grote maatschappij had verwacht. Eerst stelde de rechter dat Veoh niet het recht ontzegd kon worden de 'Safe Harbor'-verdediging te gebruiken zoals die in de DMCA is aangegeven. Die 'Safe Harbor' betekent dat een service provider zelf niet aangesproken kan worden op auteursrechtinbreuken die gebruikers van de dienst doen en dat daarvoor ook financieel niet aansprakelijk voor kunnen worden gesteld, mits ze die inbreuken niet in stand houden en illegaal materiaal verwijderen. Nu stelt de rechter ook dat Universal niet het recht heeft investeerders in de site te vervolgen. Een federale rechter heeft duidelijk uitgesproken dat eigenaren van content niet het recht hebben investeerder aansprakelijk te stellen voor auteursrechtinbreuken. Rechter A. Howard Matz is beetje bij beetje bezig om Universal's aanklacht tegen Veoh onderuit te halen. Volgens Matz 'investors are just doing their jobs'. Zelfs al zou het bedrijf inbreuken op het auteursrecht faciliteren betekent dat niet dat degenen die het bedrijf 'controleren' noodzakelijkerwijze ook aansprakelijk daarvoor zijn.
Universal startte de rechtszaak in september 2007, waarbij het Veoh beschuldigde van massale inbreuken op het auteursrecht en '[building] its business on the back of others' intellectual property'. Veoh, die op eenzelfde manier werkt als YouTube, staat gebruikers toe om hun eigen video's te uploaden om ze zo te kunnen delen met een groot publiek. Het is feit dat van tijd tot tijd illegaal materiaal wordt aangeboden. In de rechtszaak stelde Universal dat Veoh 'follows in the ignominious footsteps of other recent mass infringers such as Napster, Aimster, KaZaA, and Morpheus, engaging in high-tech theft in the name of 'sharing'', en dat de site het tot een 'new and dangerous level for copyright owners' had gebracht. Veoh houdt staande dat 'it is not responsible for the content that is uploaded by its users, as per the DMCA's 'Safe Harbor' provisions', en stelt dat het altijd op 'takedown requests' antwoordt. Universal stelde in eerste instantie dat 'Veoh could not qualify for the safe harbor defense because the company transcodes videos uploaded by users, and is therefore no longer simply 'storing' the file. Dit argument werd door Matz van tafel geveegd met de opmerking 'that simply providing greater access to the public (by means of transcoding) cannot trigger liability without the possibility of DMCA immunity'. Matz stelde niet dat Veoh automatisch voor 'safe harbor' in aanmerking kwam, maar maakte wel duidelijk dat de automatische verwerking van video's geen reden kon zijn om daarvoor niet in aanmerking te komen. En nu Matz ook korte metten maakt met Universal's poging om de investeerders in het bedrijf aan te pakken, wordt er weer een stuk van de zaak afgebroken. 'Merely exercising ownership power to select members for a Board of Directors cannot invite derivative liability for infringement', zo schrijft Matz. 'Nor is there a common law duty for investors (even ones who collectively control the Board) to remove copyrighted content, in light of the DMCA'. Hij stelde dat 'in order to be held liable in a case like this, the investors would have to make it a point to encourage copyright infringement, not just sit around doing their jobs and providing funding'. De rechtszaak van Universal tegen Veoh behelst hetzelfde als Viacom's rechtszaak tegen YouTube en de afloop van beide zaken zal grote effecten hebben op de manier waarop in de toekomst omgegaan zal worden met 'user generated content'. Gezien het verloop van deze zaak echter lijkt het erop dat het niet helemaal gaat zoals de eigenaren van het copyright hebben verwacht.