12 maart 2010
Flash zou een veel te groot beslag leggen op de processor, en daardoor de accu onnodig snel uitputten, zo gaf Jobs als verklaring voor het ontbreken van ondersteuning voor Flash op de iPad. Jobs had al meer geklaagd over het gebrek aan kwaliteit van de Flash software, en de veiligheidsrisico’s die dat oplevert. Jan Ozer van het Streaming Learning Center vroeg zich af of Jobs' kritiek terecht was. De kwaliteit en veiligheid van Flash testen was te ingewikkeld. Maar hij zag wel een mogelijkheid om de prestaties van Flash te vergelijken met die van HTML 5, het in de ogen van Jobs superieure alternatief. Hoewel de test met maar twee pc’s wellicht niet uitputtend is en wellicht enigszins beïnvloed is door contacten met Adobe, zo geeft Ozer zelf al toe, lijkt het antwoord toch ontkennend te zijn. Ozer testte het systeembeslag van het draaien van een YouTube-filmpje op een Windows-PC en een Mac in verschillende browsers. Waar mogelijk deed hij dat met zowel Flash in de varianten 10.0 en 10.1 als met HTML 5 onder de H.264-codec.
De enige rechtstreekse vergelijking tussen Flash en HTML 5 was mogelijk met Safari op de Mac en met Chrome. Hoewel Apples Safari HTML 5 theoretisch op Windows steunt, kreeg Ozer het daar niet aan de praat. Firefox ondersteunt een andere videocodec bij HTML 5, waarin het filmpje niet beschikbaar was. En Microsoft had tot voor kort niets op met HTML 5, waardoor dat nog niet wordt ondersteund in Internet Explorer. Onder Safari op de Mac was het beslag op de processor bij gebruik van HTML 5 inderdaad stukken minder dan bij Flash 10.0: 12,39 om 37,41 procent. Bij Chrome op de Mac was het beeld echter een stuk minder duidelijk. Daar presteerden HTML 5 en Flash even goed – of slecht – met een CPU-beslag van plm. 50 procent. Op de Windows-PC was het beeld anders. Daar nam Chrome 25,66 procent van de processor in beslag onder HTML 5, en 19,55 procent onder Flash. Dat is in tegenspraak met Jobs. Nog meer tegenargumenten vindt Ozer in de prestatieverbetering die Flash 10.1 brengt. Het CPU-beslag daalt dan bij Apples Safari bijvoorbeeld van 23,22 naar 7,43 procent, een afname met 68 procent. Bij Firefox is de afname 73 procent (naar 6 procent), bij Chrome 45 procent (naar 10,73 procent). De verklaring is volgens Ozer te vinden in het verschil tussen Flash 10.0 en Flash 10.1. De laatste variant kan gebruikmaken van hardwareversnelling, oftewel het gebruiken van de kracht van de grafische kaart voor het decoderen van een deel van de videostroom. Daardoor daalt het beslag op de CPU. Hardwareversnelling verklaart volgens hem ook waarom HTML 5 onder Safari op de Mac zo goed presteert: in de Mac is een H.264-versneller ingebouwd. Daar heeft Flash weinig profijt van, ook al presteert versie 10.1 ook op het Mac-platform beduidend beter dan versie 10.0. Maar de prestaties zouden aanmerkelijk beter zijn, als Flash op de Mac ook gebruik kon maken van hardwareversnelling. Of Apple dat wil doen, is aan Apple. Maar het is op zijn minst oneerlijk om Adobe te verwijten dat Flash een veelvraat is, stelt Ozer, als Apple Flash niet de mogelijkheid biedt gebruik te maken van hardwareversnelling. Maar dat is ook Jobs… Ozers test is gepubliceerd op de website van het Streaming Learning Center.