16 maart 2007
Al tien jaar geleden werd er onderzoek gedaan naar de sociale gevolgen van het internet. De resultaten toen waren soms nogal onrustbarend. Hoewel via het World Wide Web meer dan ooit contact werd gezocht met andere gebruikers, nam de vereenzaming en het isolement omgekeerd evenredig toe. Uit het 15 maart gepubliceerde onderzoek 'Nieuwe links in het gezin' van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) blijkt het zo erg niet te zijn: driekwart van contacten op Internet leiden (of vloeien voort) tot werkelijke contacten. SCP-onderzoeker Jos de Haan: 'Vergeet niet dat het de jaren negentig waren. Er bestond toen nog slechts een voorhoede van internetgebruikers, de ‘nerds’ die vaak sociaal niet echt vaardig waren. Inmiddels zijn er veel meer mensen op internet, de groep is breder en gevarieerder'. Hij wijst op de ontwikkeling van software, zoals MSN, die ertoe leidde dat meer mensen op meer verschillende manieren met elkaar in contact kunnen komen. De websurfer is de eenzaamheid voorbij. Volgens De Haan is het veelzeggend dat de onderzoekers uit de jaren negentig hun resultaten veelal ook alweer hebben ingetrokken.
De onderzoeker erkent dat er gevraar is, als het gaat om verkeerde contacten. 'In MSN-netwerken leer je vaak vrienden van vrienden kennen en dan kun je natuurlijk tegen verkeerde figuren aanlopen. In chatboxen is dat gevaar veel groter, omdat je daar de ander al helemaal niet kent. En juist de chatbox verliest het qua populariteit van MSN', zo relativeert De Haan. 'Je zou zelfs kunnen zeggen dat MSN een redelijk beschermde omgeving is. Vroeger kwam je als kind misschien een pedofiel direct tegen op straat. Nu biedt Internet je in ieder geval nog een soort buffer'. De Haan vindt het prettig dat nu ook eens een positief effect van Internet wordt erkend. Uiteindelijk is toch maar 'een kleine minderheid die een negatieve ervaring heeft met Internet'. Uit het onderzoek blijkt ook dat een meerderheid van de ouders er geen benul van heeft wat hun kinderen achter het beeldscherm uitspoken. Daar wordt niet, of te weing, over gepraat. 'Ach', zegt De Haan. 'Wat wisten onze ouders toen wij vroeger op straat speelden? Wat wel zorgelijk kan zijn, is dat ouders geen middelen hebben om het internetgedrag van hun kinderen te bewaken. In de browser de surfgeschiedenis controleren, valt af te raden. Dat is veel te direct en daarmee krijg je geheid ruzie binnen een gezin. Privacy is ook voor een kind belangrijk. Het enige dat rest, is wederzijds vertrouwen en een goed gesprek van tijd tot tijd'. Patti Valkenburg, hoogleraar Kind en Media, gelooft niet dat Internet veel veranderd heeft in het gedrag van pubers. 'Ik las laatst een onderzoek uit 1992, lang voor de komst van internet. Daaruit bleek dat ouders toen geen idee hadden met hoeveel vrienden hun kinderen regelmatig contact hadden. Ook nu weten ouders niet alles van hun kinderen. Maar dat hoeft ook helemaal niet. Pubers hebben vrienden nodig buiten hun ouders om een eigen identiteit te ontwikkelen. Dat is een essentieel onderdeel van het volwassen worden'. Staatssecretaris Frank Heemskerk van Economische Zaken gaat het SCP-rapport voor de onlangs gelanceerde campagne 'Digibewust' gebruiken. Die moet voorkomen dat jongeren te gemakkelijk informatie over zichzelf geven op internet. De woordvoerder van de staatssecretaris, Edwin van Scherrenburg: 'Internet is gaaf, ook voor kinderen. We zien er echt de voordelen van. Niettemin wil de staatssecretaris kinderen alert houden voor de gevaren ervan. Dit rapport biedt ook daarvoor goede aanknopingspunten'. De Haan's collega, Marion Duimel, pleit voor meer voorlichting over het gebruik en de gevaren van Internet, omdat dat misverstanden en ruzie in gezinnen kan voorkomen. Het is niet zo dat er geen digitale kloof is, maar dat is niet de kloof die verwacht werd. 'In vrijwel ieder gezin is nu een pc, maar de verschillen in vaardigheden en gebruik blijven bestaan. Als er al een kloof is in gezinnen, dan is die er tussen moeders en de rest van het gezin. Meer dan de helft van de moeders zegt van zichzelf dat zij niet goed met de pc kunnen omgaan'. Jongeren van nu zijn opgegroeid met ICT. Jongeren zijn handig met alledaagse handelingen op de computer. Vaders zijn over het algemeen beter in moeilijker dingen, zoals het installeren van Windows. Verder schort het de tieners aan het vermogen informatie op het web te beoordelen, een belangrijke vaardigheid in de huidige informatiemaatschappij. Jongeren zijn vooral gericht op communicatie en entertainment. Oudere gebruikers zijn meer gericht op praktische zaken zoals financiën en e-mail. Ouders zijn redelijk op de hoogte van de internetactiviteiten van hun kinderen. Te weinig kennis van internetactiviteiten van het kind kan leiden tot verwijdering tussen de ouders en de tiener, schrijven de onderzoekers. 'Het argument om niet met je kind te praten omdat hij of zij toch meer van computers weet, gaat niet op', zegtt Duimel. 'De normen en waarden die ouders hun kinderen willen bijbrengen zijn universeel. Wat offline geldt, geldt ook online'.