20 mei 2007
Het zijn niet alleen goksites die door regeringen, politici en bureaucraten geband worden van het Internet. Duidelijk is in ieder geval wel dat de Chinese, Saoedische en Iraanse regeringen de ernstigste bedreigingen vormen voor de vrijheid van het Internet. Een onderzoek naar de steeds groeiende censuur op het Internet (met als euphemisme 'filteren') door het OpenNet Initiative (ONI) toont dat aan. ONI kwam tot de conclusie dat de schaal, scope en ingenieusheid van het filteren van het Internet door staten dramatisch gegroeid zijn in de afgelopen jaren en geeft een overzicht van de middelen en technieken zoals die door de betreffende staten worden gebruikt om te verhinderen dat hun burgers specifieke online content kunnen zien. ONI is een samenwerkingsverband van vier belangrijke universiteiten: Cambridge, Oxford, Harvard en Toronto. Het onderzoek werd uitgevoerd in 2006 en het begin van 2007. ONI 'used a combination of tools that can remotely test filtering conditions within given countries'. Daarnaast werd uitgebreid gebruik gemaakt van lokale wetenschappers, die de Internet condities binnen verschillende landen evalueerden.
Sommige landen, zoals Cuba en Noord-Korea, werden als te gevaarlijk beschouwd voor het onderzoek. Maar van de 41 onderzochte landen bleken er 25 online content te blokkeren of te filteren. 'Over the course of five years, we've gone from just a few places doing state-based technical filtering, like China, Iran, and Saudi Arabia, to more than two dozen', zegt John Palfrey, uitvoerend directeur van het Berkman Center for Internet and Society van de Harvard Law School. 'As Internet censorship and surveillance grow, there's reason to worry about the implications of these trends for human rights, political activism, and economic development around the world'. Maar het is niet alleen het aantal landen waar internet content wordt gefilterd; het is ook de hoeveelheid materiaal dat wordt geblokkeerd. Het rapport van ONI bespreekt de drie voornaamste redenen waarom landen Internet content filteren. De eerste reden is politiek, welke er toe leidt om websites van politieke tegenstanders te blokkeren. De tweede reden is sociaal: sommige landen filteren pornografie en sites over gokken en sexuele zaken. De derde reden is nationale veiligheid, wat kan leiden tot het filteren van sites van extremistische groepen. China, Iran en Saoedi Arabië blijven de voornaaste censors. Elk van deze landen filtert niet alleen pornografie, maar ook een breed scala van politieke, mensenrechten, religieuze en culturele sites, die als bedreigend voor de nationale veiligheid worden beschouwd. Andere landen zijn veel selectiever in wat ze hun burgers wel of niet laten zien. Syrië en Tunesië, bijvoorbeeld, filteren vooral sites met politieke inhoud, terwijl Birma en Pakistan sites aanpakken die zaken van nationale veiligheid betreffend. In Zuid-Korea blijkt het Internet-filteren tot een zaak beperkt te worden: Noord-Korea. 'The South Koreans block several North Korean websites', zegt Nart Villeneuve, technisch onderzoeksdirecteur van het Citizen Lab van de University of Toronto. 'They even tamper with the system so that when you try to access one of those North Korean sites, the URL resolves to a South Korean police page telling you, 'What you're trying to access is illegal, and we know your IP [Internet protocol] address'.' Zuid-Korea's benadering zegt iets over de ingenieusheid van de filtertechnologie. Ver weg zijn de verleden dagen dat met het filteren van een blog ook, bijvoorbeeld, Blogspot of een ander volledig domein moest worden geblokkeerd. 'In the early days, countries used relatively crude blocking mechanisms at the national backbone level, or imposed restrictions upon ISPs that were applied in uneven ways', zo zegt Ronald Deibert, directeur van het Citizen Lab. 'Now we see first and foremost that many countries are using commercial filtering technologies, most of which are made by U.S. companies. That's providing them with a finer-grain level of service'. Deibert merkt tevens op dat ONI bewijs gevonden heeft dat het filteren zich niet meer alleen richt op websites, maar dat ook applicaties getroffen worden. Sommige landen blokkeren bijvoorbeeld de toegang tot Google Maps en het VoIP-belprogramma Skype. Thailand blokkeerde recentelijk de toegang tot de upload-site YouTube. Maar, zo zegt Deibert, het meest 'interessant' is 'event-based filtering'. Een aardig voorbeeld daarvan toont Belarus. Voor de verkiezingen van maart 2006 werd internet content niet gefilterd door technische middelen in Belarus. Strenge wetgeving hield de criticasters in bedwang. 'Then, at the time of key moments in the election, opposition websites were suddenly inaccessible inside the country'. Wetgeving bleek dus niet voldoende. 'This is a harbinger of what's to come worldwide', zo zegt Deibert. 'You'll have filtering just during critical times, such as elections. Countries realize they risk becoming pariahs, and so they'll find more surreptitious ways of filtering'. In Cambodja werden zelfs de SMS-diensten tijdens de verkiezingen afgesloten. 'We're going to have to keep an eye not just on the network, but on the endpoint', zegt Jonathan Zittrain, professor voor Internet governance and regulation van de Oxford University, 'because the device you use and how it works, whether it's a computer or, say, a Blackberry, will have a huge impact on what you can do or not do on the Net, and how easily you can be monitored'.