In een van mijn eerdere posts had ik het over het falen van de bestuurlijke elite, die het afgelopen decennium – toen de bomen blijkbaar tot in de hemel reikten – het imago van corrupt, incompetent, amoreel, onbetrouwbaar en niet integer aangemeten heeft gekregen. Een imago dat – uitzonderingen daargelaten – grosso modo klopt en voortdurend wordt versterkt door excessieve voorbeelden, zoals de blijvende bonuscultuur binnen financiële instellingen die door de belastingbetaler overeind zijn gehouden, het negeren van wettelijke regels door overheden van allerlei soort, het doen van politieke beloften om die even later bij het ‘grof vuil’ te deponeren, het weglopen voor politieke verantwoordelijkheid als ‘slechte’ tijden aanbreken en het negeren van de consequenties van verkiezingsuitslagen in de waan van politieke conformiteit.
Wat niet bijdraagt aan verbetering van dat imago is dat, ondanks de blijkbare persistentie van moreel en daadwerkelijk ‘falen’ bij onze bestuurlijke en politieke elite, de rekening daarvoor bij de belastingbetaler wordt neergelegd. Bezuinigingen zonder lastenverzwaringen is ‘uiterst moeilijk’ en maakt het berijden van politieke stokpaardjes bijna onmogelijk. En dat is voor onze politieke en bestuurlijke elite waarschijnlijk een brug te ver…
Nog steeds. Want hét schoolvoorbeeld van het politieke autisme, waar de jaren van Fortuyn en Wilders mee zijn bezaaid (denk alleen maar aan de spastische en ‘politiek correcte’ (maar volstrekt niet ter zake doende) reacties op de provocaties van Wilders), is de reactie (in 1995 alweer) van de verantwoordelijke Amsterdamse wethouder Guusje ter Horst op de uitslag van het referendum over de opsplitsing van Amsterdam voor de vorming van een stadsprovincie. Op de vraag van Ton Elias voor de Amsterdamse zender AT5 (daarna in alle media getoond) of zij nu niet volstrekt politiek ongeloofwaardig was geworden, zei haar hele politieke lichaamstaal hardop ‘ja’. Haar gezicht schreeuwde dat uit, maar haar mond zei nee. Er was niets aan de hand. Wij, politici, bestuurders, werken gewoon verder aan andere manieren om toch een stadsprovincie te realiseren. Dat is natuurlijk niet gelukt, want zonder steun zijn deze initiatieven uiteindelijk niet haalbaar. Herkenbaar ? Kilometerheffing ? Afghanistan ? Integratie ? Kenniseconomie ? Klimaat ? Crisis ? Hypoyheekrenteaftrek ? Referendum ? Electronisch Patiënten Dossier ? Electronisch Kinddossier ? Rekenkamerrapporten ? De lijst kan nog langer….
Politieke lichaamstaal. Jarenlang hebben politici in comfortabel bestuurlijk isolement en met geen gebrek aan geld gewerkt aan hun ideale modellen voor maatschappelijke ordening. Als het er echter op aan kwam, bleken zij niet in staat voor die plannen voldoende steun te mobiliseren. In tegenstelling tot hun vertrouwenwekkende uitingen naar de media, sprak hun lichaamstaal boekdelen na de zoveelste mislukking. Natuurlijk niet politiek ongeloofwaardig, want tegen alle democratische mores in wordt gewoonweg doorgegaan met de invoering van het door de Nederlandse belastingbetaler niet gewenste project of politieke stokpaardje. De Betuwelijn is een mooi voorbeeld daarvan. Leuk prestigeproject, voor de rest een bodemloze put. En die hebben we nogal wat…. Het wijst op een volstrekte minachting van de belastingbetaler, die daarop reageert met een fundamenteel verlies in vertrouwen in politiek en overheid, met het gaan ‘zweven’ in politieke voorkeur, met het ondersteunen van radicale provocaties, met een verlies van tolerantie voor de politieke stokpaardjes van de door het ijs gezakte politieke elite en met verkiezingen, die pat-situaties realiseren. Die vertrouwensbreuk wordt nog gestimuleerd door het volstrekte gebrek aan transparantie, dat usance is in het politieke domein.
In een democratie is er maar één uitweg uit zo’n situatie: de verantwoordelijke politici moeten het veld ruimen. Laat dat nou net meestal niet gebeuren. Politici treden terug om vele redenen, maar meestal niet als ze ergens politiek voor verantwoordelijk zijn. Ze treden terug als verkiezingsuitslagen hen er toe dwingen, maar dat verandert niet veel in de politieke mores. Terugwinnen van publiek vertrouwen vereist verandering in politieke mores, maar dat is niet eenvoudig, want de opdringende media leiden tot politiek geschreeuw en ‘waaien met de heersende wind’ (meestal het hardste geschreeuw). Sinds Fortuyn immers is de lont in het kruitvat gegooid en zijn politici verworden tot ‘narren’ van de samenleving, die over het algemeen niet beschikken over grote sociale intelligentie, beperkingen kennen in hun sociale interactie, zwak kunnen communiceren en vervallen in steeds herhalend gedrag en taalgebruik.
Dit uit zich ook als Kamerleden (politici bij uitstek) belangrijke rapporten moeten lezen, zoals dat over NUP (Nationaal Uitvoeringsprogramma Dienstverlening en E-overheid), over de ondergang van de DSB Bank, over het mislukken van IT Projecten, over Islamitisch Activisme enzovoort, enzovoorts. Het meest uitgesproken voorbeeld is het rapport van de WRR, ‘Dynamiek in Islamitisch Activisme’ uit 2006. De onderzoekers van de WRR dachten dat politici het rapport eerst zouden lézen, voordat ze een oordeel zouden vormen. Dus: lezen, aantekeningen maken en vragen formuleren over de onderbouwing van de conclusies. Dat blijkt niet iets te zijn waarmee je een politicus mag lastig vallen. Voordat het rapport überhaupt was uitgebracht, werden de reacties van leidende politici al vernomen: ‘Onzorgvuldige lariekoek !’, ‘Een politiek pamflet !’, ‘Taal der dwazen !’ en ‘Onjuist !’ De WRR was namelijk tot de conclusie gekomen dat wanneer radicale groeperingen bij het politieke proces betrokken worden, hun gewelddadig extremisme beteugeld en gekanaliseerd kan worden. Een negeerstrategie is niet bevorderlijk voor het indammen van extremisme, en de WRR onderbouwt dat met getrokken lessen uit het verleden. Een logische en waarschijnlijk volstrekt juiste benadering ! Maar kennis van het verleden is niet iets waar Kamerleden blijk van geven.
Rob de Wijk, hoogleraar strategische studies en directeur van het Instituut Clingendael, constateerde dat kennis over nationale en internationale veiligheid grotendeels uit de politiek zijn verdwenen. De Wijk doelt vooral op conceptuele kennis die het mogelijk maakt ‘weloverwogen analyses te maken, steekhoudende conclusies te trekken en op basis daarvan richting aan het debat te geven’. De politiek maakt steeds minder onderscheid tussen feiten en meningen, analyseert hij. Dat is zorgwekkend, maar niet verbazend gezien het voorgaande. Politici hebben niet meer de bereidheid om kennis tot zich in te laten werken. Ze hebben ook niet de bereidheid om de politieke mores, zoals zij die ervaren, te veranderen, zoals uit de huidige kabinetsformatie blijkt. De langdurigheid daarvan (terwijl het land in een echte of vermeende crisis verkeert) wordt grotendeels veroorzaakt door het feit dat de ego’s aan de onderhandelingstafel vervallen in in isolatie ontstane politieke conformiteit, de uitslag van de verkiezingen willen negeren en niet verder kunnen zien dan hun ideologisch verkrampte opvattingen.
Misschien moet die formatie nog maar heel lang duren, een jaar of vier of zo. Tot op dit moment brengt het demissionaire kabinet het er niet zo slecht vanaf. De economie verbetert. De schuld wordt niet groter. De belastingopbrengsten stijgen. Politici houden hun grote mond dicht. Vier jaar niets doen zou wel eens een zegen voor het land kunnen zijn. Geen nieuw beleid en geldverspillerij namelijk. Bezuinigingen (zeker die met lastenverzwaringen) zullen de crisis heel dicht bij de belastingbetaler brengen. Daar zit die met zekerheid nu niet op te wachten….
Deze column werd op 24 juli 2010 geplaatst op Bevlogen Bespiegelingen, een blog die ik tot 2018 regelmatig aanvulde, maar daarna niet meer gebruikte en die nu niet meer bereikbaar is.