23 juni 2005
Het afgelopen jaar is een aantal digitale rechercheonderzoeken niet
doorgegaan, omdat de politie niet beschikte over de juiste surfgegevens
van verdachten. Een woordvoerder van het Korps landelijke
politiediensten (KLPD) heeft dat bevestigd. Juist dit gegeven is van
belang om een bewaartermijn van minimaal een jaar vast te stellen voor
de verkeersgegevens van de klanten van internetproviders in Nederland,
ondanks hun bezwaren.
De gegevens van telefonie en internet van burgers zouden een jaar
bewaard moeten worden. In die periode kunnen opsporingsdiensten
efficienter bewijsmateriaal verzamelen en criminele netwerken
blootleggen. Dat stellen onderzoekers van de Erasmus Universiteit
Rotterdam in het rapport ‘Wie wat bewaart, heeft wat’. Minister Donner
van Justitie heeft het gisteren aan de Tweede Kamer aangeboden.
De raad van Europese ministers van Justitie heeft plannen om de
communicatiedata van 450 miljoen EU-burgers verplicht voor een tot vier
jaar op te slaan. Doel is terrorisme beter te kunnen bestrijden. Bij
verkeersgegevens gaat het om informatie over personen die contact met
elkaar hebben gehad, wanneer en hoe lang het heeft geduurd. Aanbieders
van telefonie en internet slaan deze communicatiegegevens al op om
facturen te maken. De reguliere termijn is nu drie maanden. Bij de
opslag gaat het niet om de inhoud van de communicatie. Afluisteren mag
alleen met een gerichte tap na toestemming van het Openbaar Ministerie.
Op de ideen van de EU-ministerraad is veel kritiek van zowel de Tweede
Kamer als aanbieders van telefonie en internet en belangenorganisaties
voor burgers. De opslag zou buitenproportioneel, kostbaar,
privacygevoelig en bovendien zinloos zijn. De Erasmus Universiteit ziet
geen privacybezwaren. De Rotterdamse onderzoekers bepleiten een
wettelijke bewaarplicht van een jaar omdat dit volgens hen wel degelijk
kan helpen bij opsporingsonderzoeken, zeker als die grootschalig en
internationaal zijn. De opsporingsdiensten kunnen dan precies zien wie
voorafgaand aan een delict contact heeft gehad met wie.
De onderzoekers hebben uit 65 dossiers geconcludeerd dat deze data een
belangrijke bijdrage aan de opsporing hebben geleverd. Zo kunnen bij
kinderpornozaken netwerken van pedofielen worden opgerold en kunnen
eenvoudiger internetadressen of woonadressen worden getraceerd.
Behoefte aan digitale recherche groeit door technische ontwikkelingen
zoals telefoneren via internet.
Het ontbreken van digitale informatie heeft al geleid tot het afzien of
afbreken van opsporingsonderzoeken, staat in het onderzoek.
Een wetenschappelijk medewerker van de Erasmus Universiteit in
Rotterdam verklaarde dat het gaat om minimaal twintig onderzoeken,
vooral naar kinderporno. Een internetrechercheur van het KLPD vertelde
de onderzoekers dat in 2004 ongeveer twintig onderzoeken niet zijn
begonnen of gestaakt, aangezien historische surfinformatie ontbrak.
Co-auteur P. Verloop zegt dat het vooral om zedenzaken op internet
gaat.