21 november 2008
Jaarlijks verbruiken de Europese datacentra net zoveel energie als een gemiddeld Europees land. Met de EU-gedragscode voor datacentra kan het energieverbruik van de datacentra met twintig procent verminderen. De code, die samen met de grote industrieën is opgezet, voorziet in richtlijnen, aanbevelingen en 'best practices'. De betrokken datacentra zijn enthousiast over de energiezuinige aanpak en bijbehorende kostenbesparing. De Europese datacentra leveren computerservicediensten voor industrie, bedrijven en administratieve instellingen. In 2007 verbruikten ze samen 56 TWu aan elektriciteit, wat gelijk staat aan 56 miljard kilowattuur. Dit komt bijna overeen met het totale jaarlijkse elektriciteitsverbruik van een gemiddeld Europees land als Tsjechië. Zonder gerichte actie om de energie-efficiëntie te verbeteren, dreigt het verbruik van datacentra in 2020 te stijgen tot 104 TWu per jaar. Ook de uitstoot van het broeikasgas CO2 vanuit de IT-sector, die nu wordt geschat op twee procent van de mondiale CO2-uitstoot, zal significant toenemen wanneer geen actie wordt ondernomen. De gedragscode voor de datacentra ligt dan ook geheel in lijn met de EU-energiebesparingsdoelstelling van 2020. De industrie reageerde eerder al positief op de ontwikkeling van de code. Inmiddels zijn de eerste succesvolle toepassingen uit de ontwerpen van de gedragscode toegepast door een aantal operators.
De gedragscode stimuleert operators van datacentra om op een kosteneffectieve manier het energieverbruik te reduceren zonder de kernactiviteit van hun faciliteit in gevaar te brengen. De focus van de best practices ligt op het ontwerp van software, IT-architectuur en infrastructuur. Energie kan worden bespaard op het gebied van de apparatuur, de omgevingscondities en het beheer. De techniek van virtualisatie maakt efficiënter gebruik van de hardware mogelijk. Met behulp van software worden virtuele omgevingen gecreëerd die geïsoleerd van elkaar werken op een of meerdere fysieke machines. Nu draaien in de datacentra veel servers die slechts een gedeelte van de tijd worden gebruikt. De techniek virtualisatie zorgt ervoor dat operators ander servers kunnen uitschakelen en zo met minder servers dezelfde diensten kunnen leveren. Servers produceren ook een aanzienlijke hoeveelheid warmte. Ruimtes met servers worden vaak gekoeld tot lage temperaturen van bijvoorbeeld 22 graden Celsius. Uit onderzoek blijkt dat een strikt laag temperatuursregime niet noodzakelijk is. Server rooms werken uitstekend bij dertig graden Celsius en een hoge luchtvochtigheid. Het 'overkoelen' van datacentra is dus onnodig. Ook op het gebied van het efficiënt beheren van de omgeving van datacentra valt winst te behalen. Airconditioning en luchtbehandeling zijn grote energievragers. Slecht ontworpen datacentra mengen koude en warme lucht, zoals dat ook gebeurt in normale kantoorpanden. Uit de best practice van de gedragscode blijkt dat het scheiden van de luchtstromen een stuk energiezuiniger is. Koude lucht wordt dan daarheen gevoerd waar het nodig is zoals bij de processoren. In aanvulling hierop zouden datacentra dan ook gebruik kunnen maken van natuurlijke koeling in plaats van koude lucht uit koelers. De gedragscode is te lezen op de site van het Joint Research Centre (JRC) ofwel het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO). Het Joint Research Centre (JRC) ofwel het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (GCO) levert klantgerichte wetenschappelijke ondersteuning bij het uitstippelen, ontwikkelen, uitvoeren en toetsen van EU-beleid. Het GCO heeft zeven onderzoeksinstellingen verspreid over vijf locaties in Europa, waarvan een in Petten. Elke instelling heeft haar eigen expertise en in Petten is dat energie. In de afgelopen jaren is het aantal onderzoekers dat werkzaam is bij GCO in Petten toegenomen van 180 naar 230. Sinds enige tijd valt ook de hernieuwbare energieafdeling in Ispra (Italië) onder Petten waardoor het aantal mensen dat zich met energie bezighoudt is toegenomen met nog eens 40 medewerkers. De toename van het aantal medewerkers reflecteert het belang van het onderwerp op de Europese politieke agenda en de grote rol die Petten speelt met betrekking tot het Europese technologieplan. De voornaamste competentiegebieden zijn levensmiddelen, chemische producten en gezondheid, milieu en duurzaamheid, nucleaire veiligheid en veiligheidscontrole, en horizontale activiteiten zoals referentiematerialen en metingen, technologische prognoses, openbare veiligheid en fraudebestrijding. De inspanningen van GCO dragen bij aan het Europese energiebeleid dat voor 2020 een toename van twintig procent in energie-efficiënte voorschrijft, een reductie van twintig procent aan emissie van broeikasgassen, twintig procent gebruik van duurzame energie en tien procent aan biobrandstof voor voertuigen.