Category Archives: Columns

Ontspoord

Luk van Parijs, Adrian Maxim, Joost Meijer, Diederik Stapel en Dirk Smeesters. Namen van wetenschappers die ontspoorden bij het verwerken van informatie. Ze verzonnen grafieken, datasets en/of mede-auteurs. Ze pleegden wetenschappelijke fraude. Ze vielen in het mes van wat Stapel zelf ‘wetenschappelijke pornografie’ noemde. Frank van Kolfschooten legt die datamanipulatie in Ontspoorde wetenschap pijnlijk bloot.

Politici ontsporen eveneens in hun ‘informatiegedrag’. Ard van der Steur is een recent voorbeeld. Hij ‘slachtofferde’ een vooraanstaand anatoom op basis van berichten over een presentatie op een besloten bijeenkomst van anatomische vakgenoten. Die berichten waren door RTL journalisten op basis van valse voorwendselen verkregen. Dat is geen uiting van journalistieke integriteit, maar dat terzijde. Van der Steur maakte het bont toen hij een politieonderzoek dat hem in het ongelijk stelde verzweeg, dat (veel) later zwaar gecensureerd ter beschikking stelde van de Tweede Kamer en tenslotte (toen de betrokken anatoom het rapport zelf wereldkundig maakte) moest toegeven dat hij onjuist had gehandeld. Hij verschafte de Tweede Kamer bewust onjuiste informatie, een politieke doodzonde. Opstappen dus, eigenlijk, maar omdat veel parlementariërs in deze zaak ook een scheve schaats reden lijkt dat te verzanden in de verwerpelijke excuus-cultuur die gemeengoed is in politiek Den Haag.

Bestuurders zijn meesters in het onjuist, onduidelijk, ontijdig, onvolledig en/of onvoldoende beschikbaar stellen van informatie, met alle gevolgen van dien. De Betuwelijn, de HSL en de Fyra vlogen financieel ‘uit de bocht’, mede omdat de betreffende bestuurders geen middel schuwden om informatie te verdoezelen en te doen verdwijnen. De financiële crisis heeft maar al te duidelijk gemaakt dat bestuurders van financiële instellingen hetzelfde gedrag vertonen.

Dat is grotendeels te verklaren vanuit Benjamin Singer’s stelling in ‘Crazy Systems and Kafka circuits’ (al uit 1980!) dat vanuit machtsdenken de kwaliteit, toegankelijkheid, logistiek, bekendmaking en context van informatie altijd zal worden gemanipuleerd door organisaties en hun medewerkers.

Dit onethische ‘informatiegedrag’ wordt nog versterkt door het verschijnsel dat organisaties hun informatiemanagement niet op orde (willen?) hebben. Halo Business Intelligence geeft aan dat in 2014 ongeveer 40 % van alle bedrijfsinformatie inaccuraat is en dat 66 % van alle organisaties denkt negatieve gevolgen te ondervinden van hun foutieve informatie.

Informatiemanagement kan die negatieve gevolgen verminderen. Het kan zelf het onethisch omgaan met informatie moeilijker maken.

Niet vermijden, want daarvoor moet iedereen informatie-ethiek met de paplepel ingegoten krijgen….

Voor de eerste keer gepubliceerd in IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2016, nr. 1, p. 32.

Share This:

Toegankelijk

Volgens McKinsey besteedde iedere werknemer in 2013 gemiddeld 9½ uur per week aan het zoeken en verzamelen van informatie, ongeacht de informatietechnologie die wordt gebruikt. Op iedere vijf personeelsleden is er dus een die alleen bezig is met zoeken naar informatie! Het wijst op de grootste uitdaging van de ‘information age’: het toegankelijk houden van een steeds grotere hoeveelheid informatie.

Dat is ingewikkeld.

Vooral omdat toegankelijkheid moet worden gerealiseerd ongeacht vorm, plaats, taal, technologie, handicap of capaciteiten!

Vijf voorwaarden moeten worden ingevuld.

Allereerst is er de (informatie-infrastructurele) voorwaarde van vindbaarheid. Waar is de informatie? Op welke webpage staat het, in welke map of database ‘zit’ het? Welke (analoge of digitale) repository bevat de informatie? Hoe is het ontsloten? Welke zoekmachine is het meest geschikt?

Als een gebruiker weet waar de gezochte informatie is, komt de tweede voorwaarde in het spel: beschikbaarheid. Weten waar de informatie is, wil nog niet zeggen dat die informatie ook beschikbaar is. Paywalls of handicaps kunnen de beschikbaarheid verhinderen, er kunnen embargo’s, wetten of vertrouwelijkheden zijn, de technologie is niet (meer) aanwezig om de media te lezen waarop de informatie is vastgelegd.

Is de informatie vindbaar en beschikbaar, dan kan de derde voorwaarde gerealiseerd worden: toegankelijkheid. Dat betekent dat de informatie gezien kan worden, gevoeld, gehoord, geroken en/of geproefd, ongeacht handicaps van de gebruikers. De gebruiker heeft mogelijkheden om die informatie te ‘lezen’ en te gebruiken, mits ‘assistive technologies’ beschikbaar zijn om gebruikers te laten zien, voelen, horen, ruiken of proeven.

Vindbaarheid, beschikbaarheid en toegankelijkheid zijn nutteloos als de informatie niet wordt begrepen. De vierde voorwaarde is begrijpelijkheid. Als het gesteld is in een taal die de gebruiker niet beheerst (Chinees?), of in moeilijk jargon (‘legalese’?), of in een moeilijk leesbaar schrift (‘paleografie’?), of ….. Iets begrijpen vergt hulpmiddelen (vertaalsoftware, e.d.), maar vooral kennis en vaardigheden bij de gebruiker. ‘Information literacy’, dus.

De vijfde voorwaarde van toegankelijkheid is contextualiteit. De gebruiker moet kunnen achterhalen in welke context de informatie ontstaan en beheerd is, zodat de betrouwbaarheid van die informatie bepaald kan worden. Het kunnen interpreteren van de contextaliteit geeft de gebruiker de mogelijkheid de omstandigheden waarin de informatie ontstaan, bewerkt, gebruikt en beheerd is te reconstrueren en de oorspronkelijke informatiewaarde te bepalen. Deze vijfde voorwaarde is het meest complex, omdat context slechts beperkt kan worden vastgelegd in metadata.

Gebruikers van informatie zijn afhankelijk van de beschrijvende capaciteiten van de oorspronkelijke gebruikers en beheerders.

In de meeste organisaties gaat het al fout met de vindbaarheid. Anders kostte het zoeken naar informatie niet zo veel tijd…

Voor de eerste keer gepubliceerd in IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2015, nr. 9, p. 38.

Share This:

Menselijk

Archivarissen en bibliothecarissen zijn vol van digitale duurzaamheid. Ze hebben het over een ‘Digital Dark Age’ en over de technologie die dat veroorzaakt en moet oplossen. De aandacht voor het voortbestaan van informatie is terecht, zeker voor wat betreft het dynamische Internet. Het web is immers voor het ‘nu’. Een gemiddelde webpagina verdwijnt volgens schattingen na 100 dagen.

Juist dat dynamische karakter van het web schept uitdagingen. Websites en –pagina’s kunnen onzichtbaar worden zonder dat ze door bijvoorbeeld de Wayback Machine zijn vastgelegd. De belangrijkste reden is verwaarlozing door de eigenaren, waaronder het niet verlengen van domeinregistraties, het veranderen van URL’s, het niet maken van backups, het niet betalen van de webhosters of het wissen of overschrijven van bestanden.

Concurrentie tussen webgiganten als Google, Microsoft en Yahoo! leidt tot agressieve verwerving van populaire webdiensten, die dan worden verlaten, opgeheven of opgenomen in grotere platforms, met het onzichtbaar worden van webcontent als gevolg. Het niet hebben van backups blijkt dan funest. Webarchiveringsdiensten, zoals The Internet Archive, kunnen door de rechter verplicht worden om websites, -pagina’s of content te verwijderen. Onzichtbaar worden heeft veelal niets te maken met technologie.

Datzelfde geldt voor hyperlinks, die door het onzichtbaar worden van webpagina’s nutteloos worden. Bij ‘link rot’ kan de hyperlink de betreffende webpagina niet meer vinden, bij ‘reference rot’ is de (nog steeds zichtbare) webpagina gewijzigd. In een analyse uit 2014 van de Chesapeake Digital Preservation Group blijkt dat 51% van de URL’s vanaf 2007 niet meer beschikbaar is. Meer dan 70% van de URL’s in drie juridische tijdschrifen van Harvard lijdt aan ‘reference rot’. Het is te vermijden, zonder afhankelijk te zijn van de website waarnaar de link verwijst: archiveer de bron waarnaar de link verwijst bij bijvoorbeeld WebCite.org of zorg voor een Digital Object Identifier. De content is dan met een unieke sleutel altijd terugvindbaar.

Als een website of webpagina verdwijnt betekent dat niet dat alle content verdwenen is. In bijna alle gevallen bestaat die nog steeds binnen de infrastructuur van de website-eigenaar, maar is de toegankelijkheid via het web verdwenen. Dat wil niet zeggen dat informatie niet daadwerkelijk kan ‘verdwijnen’. Dat heeft meestal niets te maken met de beperkte duurzaamheid van de technologie. Data Recovery heeft zich dusdanig ontwikkeld, dat bijna alles reconstrueerbaar is, al kost dat (erg) veel geld. David Rosenthal, van Stanford University, stelt dat de reden voor het verdwijnen van informatie niet primair technologisch is, maar vooral te maken heeft met menselijke fouten, afwegingen en handelingen.

Die menselijke factor wordt nooit benoemd in discussie over duurzaamheid. Het wordt tijd dat die discussie niet alleen gaat over technologie, maar ook over de rol van de professional. Duurzaamheid is een menselijk fenomeen.

Voor de eerste keer gepubliceerd in IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2015, nr. 8, p. 25.

Herdrukt in: W. Bronsgeest, M. Wesseling, E. de Vries, R. Maes, Informatieprofessional 3.0. Strategische vaardigheden die u connected houden (Amsterdam: Adfo Books, 2017), pp. 222-223.

Share This:

Compliance-fabriek

Afgelopen weken las ik Ger Biesta’s boek Het prachtige risico van onderwijs en Alderik Vissers artikel Marktfilosofie en onderwijsutopie. Beide onderwijsfilosofen maken ‘gehakt’ van de huidige onderwijspolitiek. Marktdenken leidde tot schaalvergroting, autonomie, outputfinanciering, prestatiebeurzen en -rankings. Marktdenken, bestuurlijke vrijheid en publieke verantwoording onderwierpen het onderwijs aan de ‘tucht’ van de markt, ‘maakbaar’ en ‘meetbaar’….

Onderwijs werd geprotocolleerd, van procedures voorzien, uitgerust met kwaliteitseisen, meetfactoren en benchmarks. Het werd omgezet in kwantificeerbare grootheden om de impact van onderwijs te meten. Docenten controleren en zijn ‘begeleider van een leerproces’. Onderwijskundigen, pedagogen, didactici en andere specialisten schrijven voor hoe het onderwijs moet worden verzorgd en bedenken daarvoor (u raadt het al) protocollen, formulieren, richtlijnen, procedures, beoordelingsformulieren en checklists. Onderwijsinstellingen zijn bureaucratische fabrieken, met talloze regels en protocollen, die op het bord worden gelegd van de arbeiders die het proces uitvoeren. De docenten dus.

Die klagen over regels, die hun werktijd belagen met administratie, informatieverwerking en ‘archivering’ in organisatiebrede, onduidelijk ontworpen informatiesystemen. Niet om het onderwijsproces te ondersteunen, maar om interne efficiency en compliance te bereiken. Compliance is het voldoen aan opgelegde regels en dat kunnen aantonen. Dit alles waarborgt de ‘kwaliteit’ van het onderwijs. Systeemkwaliteit, wel te verstaan, want die wordt continue getoetst in accreditatie-, opleidings- en instellingstoetsen. Talloze statistieken worden gemaakt, vaak met data die op onbetrouwbare wijze verzameld en beheerd zijn. Archiveringssystemen waarmee datakwaliteit gewaarborgd wordt, bestaan niet in onderwijsorganisaties. Het systeem legt nadruk op efficiency van de eigen processen, kosten en regelnaleving. Er wordt nauwelijks gelet op de effectiviteit van het onderwijs.

In politieke kringen zal Mintzberg’s The structuring of organizations niet onbekend zijn. Mintzberg schetste een aantal organisatieconfiguraties, elk met een andere bestuurs- en leiderschapsstijl. Onderwijsorganisaties zijn professionele organisaties, met hoogopgeleide werknemers, die veel zelfstandigheid in hun werk nodig hebben. Onderwijsorganisaties worden echter bestuurd en getoetst als machinebureaucratieën, strak geprotocolleerd, zonder ruimte voor onafhankelijkheid en zelfstandigheid. ‘Politiek Den Haag’ wenst immers maakbaarheid en meetbaarheid. ‘A recipe for disaster’.

Biesta en Visser geven aan hoe het anders zou kunnen: inhoudelijker, persoonlijker en met meer nadruk op individuele leerprocessen van studenten zelf. De student en het individuele leerproces centraal. Kleinere, op effectief onderwijs gerichte onderwijsorganisaties.

Een compliance-fabriek draagt niet bij aan de kwaliteit en de effectiviteit van het onderwijs. Helaas.

Voor de eerste keer gepubliceerd in IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2015, nr. 7, p. 29.

Share This:

Informatiegedreven?

In januari voerde de Technische Universiteit Twente een onderzoek uit naar de wijze waarop de Amsterdamse burgers het liefst zouden communiceren met hun gemeente. Uit dat onderzoek bleek dat (ook de Internet-vaardige) burgers gebruik wensen te maken van kanalen waar persoonlijk contact domineert. De balie wordt het meest genoemd als communicatiekanaal (36%), gevolgd door de website (28%) en de telefoon (26%). Mobiele communicatiekanalen worden vrijwel niet gebruikt. De onderzoekers constateren dat er geen enkele aanleiding is om aan te nemen dat burgers de komende jaren massaal op het digitale communicatiekanaal zullen overstappen.

De overheid wil graag digitale dienstverlening: het verbetert de relatie met de burgers en de efficiëntie voor beide partij­en verbetert aanzienlijk. Tenminste: dat denkt ‘men’. Digitale Overheid 2017 is geba­seerd op deze verwachting. Het Amsterdamse onderzoek is dan ook geen goed nieuws voor de ambiti­euze bedenksels van de instigator van dit mega-project, onze minister van Binnenlandse Zaken Ronald Plasterk.

Burgers willen graag maatwerk en kleinschaligheid. Dit moet samen gaan met werken in grotere samenwerkingsverban­den, waar overheden steeds meer in participeren. Dit verwacht andere wijzen van werken, ver doorgevoerde digitalisering binnen de organisaties zelf en optimale toegankelijkheid van informatie. 80% van de gemeenten heeft de digitale informatie­huishouding niet op orde. Dos­siers zijn niet vindbaar, beschikbaar en toegankelijk. En dat terwijl gemeenten zichzelf beschouwen als informatiegedreven organisaties!

De digitaliseringsmachine hapert al jaren. Parlementaire rapporten over falende ICT en mislukte ICT projecten (zoals dat van Elias) maken duidelijk dat de overheid haar regierol op ICT niet waarmaakt. Lokale overheden krij­gen nieuwe taken, maar ook een Haagse ICT-erfenis. De kans is groot dat gemeenten hun ICT nog minder dan nu kunnen overzien, aansturen en betalen, met als gevolg bezuinigingen, belastingverhogingen en (nog) meer fouten. Informatie wordt nog onbetrouw­baarder, waardoor het afleggen van verantwoor­ding zo goed als onmogelijk wordt. En dat terwijl (volgens de Nationale Ombudsman in 2013) slechts elf procent van de bevolking vertrouwen heeft in de manier waarop de overheid nu met informatie omgaat!

De Nationale Ombudsman heeft ook gewaarschuwd dat de digitale vaardigheden van vele burgers onvoldoende zijn om een primair digitaal communicatiekanaal te hanteren. Volgens de OECD Skills Outlook 2013 beschikt een aanzienlijke minderheid van de Nederlandse burgers over onvoldoende digitale geletterdheid om de weg te vinden in de vaak moeilijk toegankelijke overheidssites, die vaak weinig begrijpelijk en onvoldoende contextueel van opzet zijn. Tussen twaalf en vijftien procent van de Nederlandse bevolking heeft een lager lees- en schrijfvermogen dan de basisscholen als eindniveau zien. ‘Jip-en-Janneke-taal’ klinkt als term denigrerend, maar is voor een groep Nederlandse burgers een noodzaak om enig begrip te verwerven van wat de overheid wil.

Informatiegedreven overheid?

Misschien is een burgergedreven overheid beter, waarbij communicatie belangrijk is en niet het kanaal…

Voor de eerste keer gepubliceerd in IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2015, nr. 6, p. 27

Share This:

Waanzin

Deze week werd ik weer geconfronteerd met de uitspraak dat opslag van data goedkoop is en dat alles makkelijk kan worden bewaard voor een Big Data strategie. Ik kon mijn lachen niet inhouden. In 2000 kostte een gigabyte opslag gemiddeld €8,31, in 2010 €0,07. De toegenomen hoeveelheid data en het effectievere gebruik van opslaghardware in diezelfde periode zorgde voor die substantiële verlaging van de opslagprijzen. De springvloed in Thailand verhinderde een verdere verlaging van de opslagprijzen na 2011. Veertig procent van productiecapaciteit van opslagschijven werd toen vernietigd, waardoor de prijzen voor opslagschijven verdubbelden. Die prijzen zijn in het vervolg weer lager geworden, maar ze hebben het niveau van 2011 niet meer bereikt. Wat in in de gigabyte-opslagprijzen nooit is meegenomen is het gebruik en de terugvindbaarheid van data. Van 2002 tot 2010 zijn de softwarekosten daarvoor gestegen van €4,8 miljard tot €10,9 miljard. De reden voor die kostenstijging is het feit dat data betrouwbaar en duurzaam moeten zijn. Ze worden immers opgeslagen om te worden gebruikt.

Na 2011 stijgt de hoeveelheid data en databestanden explosief (naar ‘multiple zettabytes’ in 2020, volgens onderzoeksbureau IDC). Hoewel een groot deel van die stijging te wijten valt aan ‘streaming’ video en audio, vergen de hoeveelheden daadwerkelijk opgeslagen data (ongeveer 20% van die ‘multiple zettabytes’) steeds meer capaciteit.

Het information governance regime nodig voor vertrouwelijkheid, privacy, compliance en erfgoed vergt met de stijging van de hoeveelheid data meer investeringen in software.

Maar hoe hoog zijn die kosten dan? Twee voorbeelden.

Het Internet Archive heeft de goedkoopste oplossing in gebruik, volledig geautomatiseerd, met weinig management en simpele procedures. In 2011 had het twee petabytes aan webarchief en groeide het met een kwart petabyte per jaar. De jaarlijkse kosten bedroegen tussen €9 en €13 miljoen per jaar, gemiddeld €0,40 per gigabyte. Portico verzamelt academische literatuur in een edepot, met nadruk op management en kwaliteitsprocedures. In 2011 had het vijftig terabytes in beheer en groeide het met vijf terabytes per jaar. De kosten bedroegen €5 tot €6,5 miljoen per jaar, gemiddeld €9 per gigabyte. Na 2011 hebben ze (gezien de groei in de hoeveelheid te bewaren data) hun opslagcapaciteit uitgebreid. De gemiddelde opslagkosten per gigabyte zijn ongeveer hetzelfde gebleven, maar er is een stijgende lijn te constateren.

Stel dat we een exabyte wereldwijd bewaren (een miljard gigabytes). Dat is een half promille van de wereldwijd geproduceerde twee zettabytes (twee duizend exabytes) aan data in 2011. We slaan ongeveer 20 % (vierhonderd exabytes) daarvan op. Het bewaren van die ene exabyte kost volgens het Internet Archive €400 miljoen en volgens Portico €9 miljard per jaar.

In 2020 produceren we misschien vijftien of twintig zettabytes!

Het verdwijnen van data, waar Vint Cerf onlangs voor waarschuwde, is zo erg nog niet.

Waarderen, selecteren en vernietigen van data wordt enorm belangrijk. Bibliothecarissen en archivarissen zullen er hun handen vol aan hebben.

Alles bewaren is totale waanzin.

Voor de eerste keer gepubliceerd in IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2015, nr. 3, p. 29.

Share This:

Illegaal

Officier van Justitie Ward Ferdinandusse schreef in de NRC van 15 januari 2015 een opiniestuk over het belang van de bewaarplicht van telecomgegevens. Bewaring van telecomgegevens, zo schrijft hij, is belangrijk bij misdaad- en terrorismebestrijding. Hij illustreert dat met voorbeelden van (zware) criminaliteit en met de jihadistische aanslag op Charlie Hebdo. Privacy moet wijken om in dat soort gevallen doeltreffend te handelen. Ferdinandusse is niet de enige die zo denkt.

Maar speelt de bewaring van telecomgegevens wel zo’n grote rol bij misdaad- en terrorismebestrijding? Een adviescommissie van de Amerikaanse president concludeerde in 2014 dat ongericht bewaren van telecomgegevens geen aantoonbaar effect heeft op het voorkomen van terroristische aanslagen. De effectiviteit van de bewaarplicht voor die data is twijfelachtig. Ook bij de voorbeelden van Ferdinandusse spelen telecomgegevens nauwelijks een rol. Ze hebben niets voorkomen. Ze leveren geen bewijs. Bij Charlie Hebdo, zo zegt Ferdinandusse, hebben telecomgegevens de banden tussen de jihadisten aangetoond. Dat mag zo zijn, maar alleen doordat ze hun identiteitskaarten lieten liggen konden ze worden geïdentificeerd. Er is niets voorkomen.

Erg mager. Hoogst ineffectief.

Uiteraard is bewezen ineffectiviteit geen politieke reden om uitbreiding van de bewaarplicht af te wijzen. Begin februari stemde de Tweede Kamer in met een voorstel van het Kabinet om onze inlichtingendiensten toestemming te geven ongericht alle internetdata die door kabels in Nederland worden verzonden, af te tappen. Er werd in het debat nadruk gelegd op het waarborgen van privacy. De data mogen niet worden doorgegeven aan buitenlandse inlichtingendiensten. De bescherming van de privacy van de eigen burgers bij het ongericht opslaan van telecom- en internetdata speelde geen rol in het debat.

Het kwam niet aan de orde dat de Europese regelgeving waarop die bewaring gebaseerd is, ongeldig is. Het Europese Hof van Justitie heeft die regelgeving in april 2014 in zijn geheel ongeldig verklaard. Het Hof stelde dat deze ongerichte inbreuk op het fundamentele recht op privacy van Europeanen onacceptabel is.

Onze politici zijn geen knip voor hun neus waard. Ze weten dat deze nieuwe regelgeving illegaal is.

Het bewaren van telecomdata van al jaren bekende potentiële aanslagplegers: mijn zegen hebben onze politici. Maar het ongericht verzamelen van telecomdata over en van iedereen schiet het doel voorbij: het leidt tot een data-infarct, slechts met rafelranden toegankelijk en met een averechts effect op het voorkomen van criminaliteit. De bewaarplicht is niet selectief, proportioneel en genuanceerd, zoals het Europese Hof stelt. Een smart phone geeft je leven door: alles wat je mailt, whatsappt, zoekt, bezoekt, deelt, telefoneert. Waar je bent. Wie je vrienden zijn. Hoe je sociale leven eruit ziet. Wie je ‘one night stand’ is. Welke wachtwoorden je gebruikt. 15.000 meldingen uit één week documenteren je leven. 1984 lijkt dichtbij.

Volhouden dat het bewaren en gebruiken van telecomgegevens nauwelijks effect heeft op de privacy is onhoudbaar. Het College Bescherming Persoonsgegevens denkt er net zo over, lees ik.

Gelukkig.

Voor de eerste keer gepubliceerd in IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2015, nr. 2, p. 27.

Share This:

‘Green Computing’: IT en energieverbruik

‘Green Computing’: IT en energieverbruik

Een groei met 1000 % van de digitale wereld in vijf jaar tijd (een voorspelling van IDC) zal enorme consequenties hebben voor het milieu, zowel voor wat betreft de energie die wordt verbruikt als het afval dat wordt gecreëerd. Het electronisch afval neemt nu al toe met meer dan een miljard items per jaar, vooral mobiele telefoons, persoonlijke technologie en PC’s. De overgang naar digitale TV zal een enorme hoeveelheid analoge TV-sets, stettop boxen en DVD’s daaraan toevoegen, die rond 2011 verdubbeld zal zijn. De Verenigde Naties schatten dat 20 tot 50 miljoen ton apparaten elk jaar worden gedumpt; het is het snelst groeiende soort afval. Slechts 12 % van dit soort afval wordt gerecycled, waardoor enorme hoeveelheden chemicaliën in het milieu terecht komen. We hebben

Continue reading

Share This:

Het einde van ODF ?

Het einde van ODF ?

De grenzen van OpenDocument Format worden onmiskenbaar bepaald door de harde realiteit van door Microsoft Office gepenetreerde bedrijfsprocessen. Maar wat betekent dat nou eigenlijk voor interoperabiliteit in de vooral door FUD (Fear, Uncertainty en Doubt) van alle belangrijke oorlogvoerende partijen gedomineerde bestandsformatenstrijd ?

Eerst ODF.

Ondanks het groeiende acceptatieniveau wereldwijd voor het formaat, lijkt de strijd grotendeels gestreden – en niet ten faveure van ODF. Massachusetts heeft publiekelijk het mandaat voor open formaten aangepast om de ECMA-standaard 376: Office Open XML (OOXML) daarin een plaats te geven. Dat zat erin sinds in oktober 2006 Louis Gutierrez als CIO van Massachusetts opstapte. Dat was een duidelijk signaal dat ODF in Massachusetts niet zou slagen. De enige verrassing is dat de nieuwe CIO, Bethann Pepoli, er zo lang over zou doen om de aankondiging te doen dat OOXML officieel als een open XML-formaat zou worden erkend. Op 2 augustus gebeurde dat ook: OOXML krijgt dezelfde status in Massachusetts als ODF.

Continue reading

Share This:

Doet U aan Datawarehousing 2.0. ?

Doet U aan Datawarehousing 2.0. ?

Weet U waarin Uw gegevens worden opgeslagen ? Bent U er zeker van dat ze daarin veilig worden bewaard ? Dat ze niet zomaar toegankelijk zijn voor iedereen die daar een behoefte toe voelt ? Weet U zeker dat U vertrouwelijke gegevens kunt vastleggen, zonder dat de vertrouwelijkheid wordt geschaad ?

Uiteraard is dat deels een kwestie van organisatie, van procedures, van beveiliging, van toetsing en van ethiek. Voor een deel echter heeft dat ook te maken met de databasetechnologie die wordt gebruikt. Het grootste deel van de infomatie, of het nu persoonlijke gegevens zijn, email, tekstdocumenten, spreadsheets, presentaties, video-opnamen, podcasts, sms-berichten en messagingsessies, komt in grote databases terecht. Deze databases worden veelal datawarehouses genoemd.

Laten we eens wat nader ingaan op deze datawarehouses, en dan uiteraard zoals het is gedefinieerd door één van de geestelijke vaders ervan, Bill Inmon . Datawarehouses in deze zin bestaan al vanaf ongeveer 1980. In deze periode hebben ze een evolutie doorgemaakt, waarbij echter de essentie behouden is gebleven. Inmon zelf spreekt over de huidige generatie datawarehouses als Datawarehouse 2.0, waarschijnlijk in analogie met Web 2.0. Deze datawarehouses bevatten, in aanvulling op de specifieke transactiegegevens, (bewerkte) ongestructureerde gegevens in verschillende vormen, metadata, zowel aangaande zakentransacties als aangaande de gebruikte informatietechnologie, (te bewerken) online gegevens, referentiegegevens en gegevens over de ‘live span’ van de opgenomen gegevens.

Continue reading

Share This:

ODF of OpenXML ?

ODF of OpenXML ?

Het nieuws is vol van een bestandsformatenstrijd. Een strijd tussen twee formaten die beide gebaseerd zijn op XML en beide de markt voor kantoorautomatiseringsssoftware bestrijken. Het ene formaat, OpenDocument Format (ODF), voortkomende uit de open source-beweging; het andere, OpenXML, het product van de partij die de betreffende markt al zeker een decennium domineert, Microsoft. ODF is een gepubliceerde ISO-standaard: ISO/IEC 26300:2006: Open Document Format for Office Applications v.1.0. OpenXML is onlangs vastgesteld als een ECMA-standaard en wordt voorgedragen voor ISO-certificering. Microsoft zet al haar aanzienlijke marketingmacht in om Open XML te promoten; ODF heeft veel backers, maar er wordt weinig kapitaal besteed aan de marketing, omdat het formaat in principe van niemand is. Het bestandsformaat wordt steeds meer gebruikt dankzij de ISO-certificering ervan. De argumenten voor het gebruik van beide formaten concentreren zich op open standaard, interoperabiliteit en duurzaamheid. Laten we die argumenten successievelijk eens doorlopen om te zien in hoeverre beide formaten daaraan voldoen.

Continue reading

Share This:

Researching the future

Researching the future

HP staat de laatste tijd wat minder positief in het nieuws, gezien het schandaal dat voortvloeide uit de machtsspelletjes binnen de Raad van Bestuur van het bedrijf. Dat neemt niet weg dat de Research and Development-afdeling van het bedrijf een globale faam heeft opgebouwd met onderzoek dat, net als dat van rivaal IBM, zich voornamelijk richt op de toekomst. Op het ‘what could be’. Naast product-gerelateerd onderzoek, wordt met name onderzoek gedaan naar technologieën die op langere termijneen rol kunnen spelen. Want zekerheid bestaat uiteraard niet: er vindt, net als bij andere R&D-afdelingen van bedrijven, veel onderzoek plaats naar technologie die nooit in de praktijk zal worden gerealiseerd. HP maakt nooit bekend wat jaarlijks aan dit soort onderzoek wordt besteed, maar minder dan een miljard dollar zal het zeker niet zijn. Dat zijn fikse investeringen, maar het onderzoek leidt tot grote aantallen patenten en octrooijen die er uiteindelijk toe leiden dat het geïnvesteerde kapitaal dubbel en dik wordt terugverdiend.

Continue reading

Share This:

Open Source: implicaties van oplossingsgerichte samenwerking

Open Source: implicaties van oplossingsgerichte samenwerking

Open Source is vooral bekend geworden als een software-ontwikkelingsmodel. In de Nederlandse Wikipedia wordt dat sterk benadrukt. Het is ‘computerprogrammatuur waarvan de broncode in te kijken en te veranderen is’. De Engelse Wikipedia benadert ‘open source’ veel breder: het ‘describes practices in production and development that promote access to the end product’s sources. Some consider it as a philosophy, and others consider it as a pragmatic methodology. Before open source became widely adopted, developers and producers used a variety of phrases to describe the concept; the term open source gained popularity with the rise of the Internet and its enabling of diverse production models, communication paths, and interactive communities. Subsequently, open source software became the most prominent face of open source’.

Continue reading

Share This:

X-forms: interactieve internetformulieren

X-Forms: interactieve internetformulieren

Internetformulieren vormen de hoeksteen van e-handel en e-bestuur, al is dat in die laatste sector blijkbaar nog niet helemaal bekend. De toenemende vraag naar betere formulieren met een hogere gebruikersinteractiviteit hebben ertoe geleid dat Xforms (eXtensible Forms) zijn ontwikkeld door de W3C (World Wide Web Consortium).

Xforms zijn ontworpen met de oude Html-formulieren in het achterhoofd en met de ogen sterk gericht op de toekomst van internet. Html-formulieren maken geen onderscheid tussen het doel en de presentatie van een formulier. Dit zorgt ervoor dat formulieren niet één op één hergebruikt kunnen worden op verschillende apparaten. Sterker nog, Html- formulieren kunnen alleen getoond worden in een browser. XForms vormen een XML-formaat voor de specificatie van user interfaces, vooral voor webformulieren. XForms kunnen echter ook in een ‘standalone’ manier worden gebruikt om iedere wenselijke user interface te beschrijven, en zelfs simpele en eenvoudige gegevensverwerkende activiteiten uit te voeren. Xforms zijn opgedeeld in verschillende logische delen die afzonderlijk verantwoordelijk zijn voor wat een formulier dient te doen en hoe een formulier moet worden getoond. Deze strikte scheiding zorgt ervoor dat hetzelfde formulier op dezelfde wijze getoond kan worden in verschillende media. Bij het ontwerp van het formulier hoeft men dus niet langer rekening te houden met het uiteindelijke medium dat verantwoordelijk is voor de presentatie.

Continue reading

Share This:

Onachtzaamheid

Onachtzaamheid

Opnieuw komt gevoelige informatie zomaar in het nieuws. We leggen de nadruk op ‘opnieuw’. Er gaat geen week voorbij of we horen over verlies of diefstal van gegevens, vaak met een privacy of veiligheidslabel. Voorbeelden zijn er voldoende; laten we er eens een paar noemen (in chronologische volgorde, en zeker niet volledig):

* 8 oktober 2004: Officier van Justitie Joost Tonino zet zijn defecte privé computer bij het grofvuil omdat deze het door een virus niet meer zou doen. Op de computer, door een taxichauffeur toegespeeld aan Peter R. de Vries, stond zeer gevoelige informatie over de relatie tussen de georganiseerde misdaad en de vastgoedsector, de beursgang van internetprovider WorldOnline, de effectenfraude van Cor Boonstra, de gewelddadigheden tussen twee Amsterdamse taxibedrijven en de verdachten in de Clickfondszaak;

* Februari, april en mei 2005: respectievelijk de Bank Of America, Ameritrade en Times Warner raken back-up tapes kwijt, met privacy-gevoelige gegevens van honderdduizenden klanten;

Continue reading

Share This:

Verwachtingenmanagement

Verwachtingenmanagement

Onderzoeksbureau Heliview constateert in een onderzoek onder 700 managers dat Nederlandse bedrijven ruim 25 % teveel aan personeel in dienst hebben, omdat de IT-investeringen niet de gewenste resultaten hebben. Het onderzoek concentreerde zich op de vraag hoe efficiënt het proces van informatiebevraging, mutatie en uitwisseling tussen afdelingen en processen binnen organisaties verloopt. De meeste ondervraagde managers was ontevreden over de voordelen die de enorme investeringen in informatietechnologie hebben gebracht. De schattingen van de managers samen betekenen dat er in totaal zo’n 300.000 medewerkers teveel zijn, die samen jaarlijks zo rond de 9 à 10 miljard euro zouden kosten. De managers klagen er vooral over dat informatietechnologie niet waarmaakt wat wordt beloofd, dat torenhoge verwachtingen worden geschapen die vervolgens bij lange na niet worden gerealiseerd. Managers beschouwen informatietechnologie steeds meer als alleen maar een kostenpost, omdat de verwachte opbrengsten uitblijven of niet zichtbaar zijn.
Continue reading

Share This:

Informatiebeveiliging

Informatiebeveiliging

Beveiliging van informatiesystemen en van daarin opgenomen gegevens en documenten is een hot item. Er is zelfs een al weer herziene Code voor Informatiebeveiliging, waarop ook extern kan worden getoetst ! Die belangstelling is niet ten onrechte, want er gaat regelmatig het een en ander mis. Nog niet zozeer omdat wij allemaal onvoorzichtig omgaan met onze procedures, onze wachtwoorden en zo, maar ook omdat leveranciers van systeem- en toepassingssoftware het niet voor elkaar krijgen om deze zonder ‘lekken’ te leveren.

Continue reading

Share This:

Enterprise Content Management

Enterprise Content Management

Begin oktober vond in het World Trade Center in Rotterdam ECMPlaza 2005 plaats. Dit congres concentreert zich op Enterprise Content Management en het werd drukbezocht door vooral content managers van overheden en bedrijven. Enterprise Content Management is voortgekomen uit het Web Content Management op het moment dat bleek dat binnen vele organisaties zoveel websites werden geconstrueerd en gepubliceerd dat het overzicht daarover en de structuur ervan totaal verdween. Het bleek nodig om daar veel meer lijn in te brengen. Maar Enterprise Content Management groeit uit tot veel meer dan alleen coördinatie van vele websites.
Continue reading

Share This:

Opleidingen: het alpha en omega van een professie

Opleidingen: het alpha en omega van een professie

Het is onmogelijk om de volledige ins-and-outs van een kennisdomein te beheersen. Kennisdomeinen putten uit een of meerdere wetenschappen. Deze zijn de bron van de kennis die alle beroepsbeoefenaren nodig hebben om hun werkzaamheden op een verantwoorde manier uit te voeren. Opleidingen richten zich op de basiscompetenties die studenten nodig hebben om te kunnen functioneren in de dagelijkse praktijk. De laatste decennia hebben vele kennisintensieve beroepen zich gelieerd aan een wetenschappelijke of hbo-opleiding. Denk aan accountants, organisatieadviseurs, belastingadviseurs en ICT-auditors. Beroepsverenigingen stelden certificatieprogramma’s op om te een minimaal kwaliteits- en kennisniveau te waarborgen. De opleidingen zelf werden geaccrediteerd om de kwaliteit te waarborgen. De beroepsgroepen zelf zijn aan de opleidingen verbonden via adviescommissies, opleidingscommissies e.d., en werken veelal uitgebreid samen bij het vaststellen van beroepscompetenties. De eisen die voor certificatie worden gesteld waarborgen dat de opleidingen in ieder geval een minimaal kwaliteits-niveau realiseren.
Continue reading

Share This:

Het Panopticum van Bentham, ofwel: wordt het archief tot het alziende oog ? ?

Het Panopticum van Bentham, ofwel: wordt het archief tot het alziende oog ?

De Engelse filosoof en politieke radicaal Jeremy Bentham (1746-1832) is een van de grondleggers van het Utilitarianisme. Dit is de overtuiging dat het geluk van iedereen belangrijker is dan het geluk van een individu. Alle keuzes van handelingen moeten dan ook worden gemaakt in het licht van het ‘ gemiddelde’ geluk van iedereen. Het consequent en continue toepassen van deze principes geeft uiteindelijk een rechtvaardiging voor sociale, politieke en andere maatschappelijke instellingen. Invloed tijdens zijn leven had hij nauwelijks, maar John Stuart Mill en John Austin zijn sterk door hem beïnvloed. Bentham is nog steeds onder ons: gemummificeerd woont hij de vergaderingen van het college van bestuur van London University bij. Het gevolg van een wat letterlijke interpretatie van een schenking, waarin hij zijn vermogen aan de universiteit naliet op voorwaarde dat hij alle vergaderingen mocht bijwonen.
Continue reading

Share This: