5 juni 2006
Een invloedrijke groep van Britse parlementariërs heeft in een rapport gesteld dat het noodzakelijk is dat de Britse consumenten voor de aanschaf van digitale muziek of films in online winkels op de hoogte gesteld worden van wat ze wel en niet met de door hen gedownloade digitale content kunnen doen. De All Party Parliamentary Internet Group onderzocht in hoeverre digitale kopieerbeveiligingssystemen (ook wel Digital Rights Management – DRM genoemd) consumenten beperkt in hun gebruik van rechtmatig gekochte content. Volgens de groep is het van belang dat consumenten weten in hoeverre het mogelijk is om digitale bestanden van het ene afluisterapparaat naar het andere te verplaatsen. De groep vindt het ook nodig dat er eens goed gekeken wordt naar het prijsmechanisme van digitale content, omdat daarin toch wel erg vreemde verschillen zijn te constateren naar geografische regio. Zo blijken Apple’s iTunes in Groot-Brittannië aanzienlijk hoger geprijsd te zijn dan in Amerika of de rest van Europa.
In het onderzoek ondervroegen de parlementariërs fabrikanten, consumenten en makers van muziek en film over hun visie inzake de beveiliging van digitale content. DRM systemen worden steeds populairder om de piraterij van auteursrechterlijk beschermde bestanden te verhinderen. DRM systemen kunnen bijvoorbeeld gebruik maken van een specifiek bestandsformaat, dat slechts werkt op bepaalde afspeelapparatuur. Een DRM systeem kan toestaan dat een CD afgespeeld wordt op een computer, maar kan tegelijkertijd verhinderen dat de bestanden worden gekopieerd om op draagbare spelers te worden beluisterd. Het rapport van de parlementariërs doet diverse aanbevelingen, maar roept vooral op om snel regelgeving in te voeren die verplicht tot het labelen van digitale content, zodat gebruikers weten wat ze met de online gekochte en gedownloade content kunnen doen. De verzekert dat het ‘crystal clear’ is voor de consumenten ‘what freedom they have to use the content they are purchasing and what would happen if they do something outlawed by the protection system’. Die labeling zou het ook helder moeten maken voor de consument wat er met de content gebeurt op het moment dat de maker van de DRM technologie failliet gaat, als een technologie ‘obsolete’ raakt of als de afspeelapparatuur wordt vervangen. De makers van DRM systemen dienen ook gewezen te worden op de consequenties van het gebruik van agressieve DRM-technologie. Denk aan de SonyBMG-zaak: het is niet passend technologie te gebruiken die erop uit draait dat de computer van de consument onveiliger wordt, omdat een beveiligingstechnologie de beveiliging van de computer aantast. Makers van DRM technologie moeten weten dat zij in Groot-Brittannië met een dergelijke techniek ‘run a significant risk of being prosecuted for criminal actions’. Een woordvoerder van de All Party Parliamentary Internet Group stelde dat ‘he expected a response from makers of digital content and hoped that the report would inform wider government thinking about copy protection. In particular, it would provide input for the ongoing Gowers report into intellectual property’. Suw Charman, uitvoerend directeur van de Open Rights Group, die zich specifiek richt op rechten van consumenten ind e digitale wereld, stelt dat haar ‘organisation was pleased that the MPs had made a series of sensible recommendations. But’. Zo voegde ze toe, ‘the group could have gone further to combat the ways that copy protection systems impinge on rights to use copyrighted material protected by law. For instance, UK law allows people to make copies of parts of copyrighted works for the purposes of critiquing or reviewing them. That's an exemption thwarted by DRM systems. The technologies are extending beyond the law they are supposed to uphold’. Ze stelde dat DRM minder gericht is op het beschermen van auteursrecht maar dat het veel meer wil ‘creating a system in which people rent rather than own the media they spend money on. We think people rightly feel that once they buy something, it stays bought’.