Het opslaan van check-in data van vliegtuigpassagiers, met hun credit carddata, om dat ter beschikking te stellen aan het Department of Homeland Security in de VS is onwettig. Het is ‘not compatible with fundamental rights’. Dat is de mening van de advocaten die de Europese Commissie (EC) adviseren. Voor de notitie zie hier. The Guardian publiceerde een redactioneel artikel hierover op de voorpagina.
De Verenigde Staten wil passagiergegevens 15 jaar lang bewaren, inclusief credit cardgegevens, telefoonnummers en adressen. Europa heeft daarmee ingestemd, zo bleek afgelopen mei uit een ontwerpovereenkomst, eveneens gelekt aan The Guardian.
In de nu opgedoken memo uit de juridische afdeling van de Commissie ‘grave doubts’ of het Passenger Name Record (PNR)-verdrag wel in overeenstemming is met het recht op databescherming. Volgens de Britse krant kan de mening van de juridische afdeling cruciaal zijn omdat de Commissie voor een deal met de VS de toestemming nodig heeft van het Europese Parlement (EP) en de ministers.
Nederland, Frankrijk, Duitsland, Italië en andere landen zijn nog steeds tegen de plannen voor het delen van de passagiersgegevens. Het plan wordt alleen gesteund door de Britten, Ieren, Zweden en Esten.
Leden van de Europese Commissie stellen tegenover The Guardian dat de officiële juridische opinie niet zo heel erg belangrijk is, omdat die alleen kan worden getest door de rechter. De juristen maken zich vooral zorgen over de opslagperiode van 15 jaar, het gebrek aan onafhankelijk toezicht en het gebrek aan fatsoenlijke opties om misbruik van die persoonlijke data aan te vechten.
Het advies concludeert: ‘Despite certain presentational improvements, the draft agreement does not constitute a sufficiently substantial improvement of the agreement currently applied on a provisional basis, the conclusion of which was refused on data protection grounds by the European parliament’. Eraan toegevoegd is de verklaring dat ‘the use of PNR for border security purposes is a setback from the current agreement. For these reasons the legal service does not consider the agreement in its present form as compatible with fundamental rights’.
Tony Bunyan of Statewatch, een organisatie die toeziet op de burgerlijke vrijheden in Europa, zei dat het Europese Parlement ‘should refuse to consent to the agreement, as it is allowed to do under the Lisbon treaty’. Het verdrag ‘did not meet EU data protection standards, nor provide judicial redress or independent oversight’. En hij vervolgt: ‘Secret minutes of EU-US meetings since 2001 show that they have always been a one-way channel, with the US setting the agenda by making demands on the EU. When the EU does make rare requests, like on data protection, because US law only offers protection and redress to US citizens, they are bluntly told that the US is not going to change its data protection system – as they were at the EU-US JHA ministerial meeting in Washington on 8-9 December 2010’.
Jan Philipp Albrecht, een lid van de Grünen en lid van het Europese Parlement, stelde dat ‘the commission cannot simply continue to stick its fingers in its ears, and it is high time that it dropped its obsession with PNR. This means going back to the drawing board and renegotiating the draft agreements with the US, Australia and Canada on passenger record retention, ensuring these agreements are in line with EU data protection law. It also means dropping the proposed legislation on the retention of passenger data within the EU’.