De naam van het Anti-Counterfeiting Trade Agreement (ACTA) geeft al prijs dat dit handelsverdrag specifiek gaat om de aanpak van piraterij, de handel in namaakartikelen en door copyright beschermde content. Maar veel anti-piraterijmaatregelen blijken verstopt te zitten in ‘normale’ handelsovereenkomsten tussen de Verenigde Staten en andere landen. Op dit moment onderhandelt de Verenigde Staten bijvoorbeeld met de landen rond de Pacific over een nieuw handelsverdrag. Dat handelsverdrag heet Trans-Pacific Partnership Agreement(TPPA). De Verenigde Staten is daarover in onderhandeling met onder meer Australië, Brunei, Chili, Maleisië, Nieuw Zeeland, Peru en Vietnam. In TPPA zijn vrijwel dezelfde bepalingen opgenomen over anti-piraterij als in het originele ontwerpvoorstel van ACTA. Maar dat is juist in de afgelopen vier jaar na acht onderhandelingsronden aangepast, zo zou blijken uit diverse gelekte documenten in de afgelopen jaren. Het is alleen onduidelijk op welke manier en op wiens aandringen dat is gebeurd.
De twee handelsovereenkomsten, TPPA en ACTA, bouwen voort op een eerder gesloten handelsovereenkomst tussen de Verenigde Staten en Korea, KORUS. Na een jaar onderhandelen sloten beide landen in 2007 dat handelsverdrag, dat onder meer het het beschermen van Amerikaans copyright beoogde. Sterker nog, sinds de overeenkomst in 2007 werd gesloten, zijn er van Amerikaanse zijde diverse aanpassingen opgelegd om het Amerikaanse intellectuele eigendom te beschermen. Volgens de United States Trade Representative (USTR) bouwt ACTA, en ook TPPA, verder op die (toen baanbrekende) KORUS-handelsovereenkomst.
USTR is namens de president van Amerika verantwoordelijk voor handelsovereenkomsten en wordt daar in toenemende mate bij geholpen door belangenorganisaties van Amerikaanse bedrijven. Daartoe behoren belangrijke lobbyclubs als de International Intellectual Property Alliance. Die organisatie heeft weer allerlei invloedrijke leden, waaronder de softwarepolitiemacht van de Business Software Alliance (BSA), de filmindustrie en de muziekindustrie.
De IIPA is ook een van de adviseurs van de initiatiefnemers van de Amerikaanse SOPA en PIPA. Toch geeft IIPA er de voorkeur aan het intellectuele eigendom te beschermen via handelsovereenkomsten in plaats van via lokale Amerikaanse wetten, hoewel de combinatie ervan extreem krachtig is. Maar handelsovereenkomsten hebben het voordeel dat de totstandkoming ervan geheim kan worden gehouden. Men kan zelfs de tekst van een dergelijk verdrag onder de pet houden, tot aan de vaststelling toe. Pas als er over moet worden gestemd, wordt de inhoud van het verdrag openbaar. Maar dan kan die niet meer worden aangepast.
Dat is bij de vaststelling van wetten anders. De totstandkoming daarvan en de eventuele wijzigingen worden in een openbaar debat en op democratische wijze afgehandeld. Het publiek kan tijdens dat proces een opinie vormen en daarmee druk uitoefenen op democratisch gekozen bestuurders. Zo heeft in het geval van de wetten SOPA en PIPA de druk van de publieke opinie, plus de krachtige inmengingen van bedrijven die andere belangen hebben dan de muziek- en filmindustrie, geleid tot voorlopig uitstel van de behandeling van de wetsvoorstellen.
Het opnemen van anti-piraterijmaatregelen in handelsovereenkomsten heeft nog meer voordelen. Het zijn dan wel geen wetten maar overeenkomsten over hoe deelnemende landen met elkaar zaken doen en hoe zij elkaars belangen kunnen beschermen, maar er vloeien wel consequenties uit voort die strijdig kunnen zijn met geldende wetgeving. Als dat het geval is, dan moet de lokale wetgeving worden aangepast aan de handelsovereenkomsten, niet andersom.
Dat geldt ook voor de aanpak van internetpiraterij. In Europa wordt dit op dit moment op veel verschillende manieren aangepakt. Zo is het volgens de Nederlandse wetgeving niet verboden om copyright beschermd materiaal te downloaden (maar het is wel strafbaar om dergelijk materiaal aan te bieden), terwijl in Frankrijk de ‘three strikes’ geldt. Als ACTA wordt geratificeerd kunnen er verschillen in wetgeving blijven, zolang de verschillende wetten maar in overeenstemming zijn met ACTA. Het verdrag zou dus best wel eens consequenties kunnen hebben op de Nederlandse wet, al zei minister Verhagen eerder in debat en in brieven aan de Tweede Kamer dat die consequenties er niet zouden zijn.
Maar daar zit nog een addertje onder het gras. De IIPA werkt samen met de USTR aan de jaarlijkse Special 301-lijst. Die lijst bevat landen die zich volgens de Amerikanen niet houden aan de Amerikaanse standaarden voor de bescherming van (Amerikaans) intellectueel eigendom. Die lijst lijkt een formaliteit, maar is in werkelijkheid een machtig wapen in de handen van de Amerikanen. Landen die op de lijst komen te staan, kunnen ter verantwoording worden geroepen bij de Wereldhandelsorganisatie (WTO). De Amerikanen kunnen zelfs eenzijdige handelssancties instellen. Met Special 301 in de hand kunnen ze van andere landen eisen dat zij hun wet- en regelgeving aanpassen op straffe van handelssancties of andere sancties die binnen de WTO of (bijvoorbeeld) ACTA zijn afgesproken.
Canada staat in felrood aan de top van de piratenlijst Special 301. Tegelijkertijd wil het land meepraten over het handelsverdrag dat de Verenigde Staten wil afsluiten met de Pacific Rim-landen, de eerder genoemde TPPA. Dat geeft de USTR, samen met IIPA, kans om een enorme druk uit te oefenen op de Canadese regering om de wetgeving rond copyright aan te passen naar Amerikaans model. De Canadese regering is voor die druk door de knieën gegaan, zo bleek uit WikiLeaks.
De rol van de USTR en de entertainment- en software-industrie is een van de redenen waarom het Europees Parlement, en in navolging daarvan de Tweede Kamer, wil dat de onderhandelingsdocumenten rond ACTA openbaar worden. Overigens heeft Verhagen gezegd dat hij zijn best zal doen om de documenten openbaar te krijgen voordat de Tweede Kamer in dit voorjaar het handelsverdrag moet ratificeren.
Overigens: de tekst is al enkele maanden openbaar en kun je onder meer hier nalezen. Maar dat is niet het geval voor de onderhandelingsdocumenten, die kunnen meer nuancering geven bij de interpretatie van de tekst. Het grootste gevaar van ACTA is de vaagheid van het verdrag. Burgerrechtenorganisatie EDRi waarschuwt in een pamflet dat het verdrag de oprichting van een ACTA-comité omvat. Maar de rol van die organisatie is nog zeer onduidelijk. Bijgevolg is het ook onduidelijk hoe transparant dit nieuwe instituut zal werken.
In een reactie op de felle kritieken heeft een woordvoerder van de Europese handelscommissie gezegd dat ACTA niets wijzigt aan de Europese wetgeving. Het verdrag zou er juist voor zorgen dat regels die Europa al langer hanteert rond intellectueel eigendom ook elders in de wereld worden gehanteerd. Maar dat het een interpretatiekwestie is, wordt niet gesteld.
In praktijk lijkt het erop dat het allemaal zo’n vaart niet zal lopen. Vooral omdat Europa zegt dat er aan de wetgeving niets wijzigt. Maar de geheime onderhandelingen, beperkte transparantie en de vage inhoud maken van ACTA terecht een te vrezen document. Hoofdzakelijk omdat we niet weten wat we moeten vrezen.