Op verzoek van minister Spies van Binnenlandse Zaken heeft professor R. Bekker onderzoek gedaan naar de problemen met de invoering van biometrische gegevens als gezichtsopname en digitale vingerafdrukken in het paspoort Een van de adviezen die de onderzoeker geeft, is dat het in werking brengen van een centrale database van vingerafdrukken ten behoeve van het ministerie van Justitie, moet worden heroverwogen. Zeker totdat de technologie betrouwbaar is.
Het blijkt het ministerie van Justitie te zijn geweest die gaandeweg het lange invoeringstraject bij het leidende ministerie van Binnenlandse Zaken het verzoek heeft gedaan een centrale database in te richten, zo heeft Bekker ontdekt. Binnenlandse Zaken had daar niet zo’n behoefte aan, maar nam het mee in het traject. Volgens Bekker zag Justitie “goede kansen voor terrorisme- en criminaliteitsbestrijding”, schrijft hij in het rapport aan de minister.
Het proces van de invoering van biometrische kenmerken (digitale vingerafdrukken en gezichtsopname) in de reisdocumenten in de periode van 1998 tot heden, is wel verlopen binnen de kaders die de politiek daarvoor had vastgesteld. De verschillende bewindspersonen zijn altijd goed op de hoogte geweest van de stappen die werden gezet en de achtergronden daarvan. De Tweede Kamer is geen informatie onthouden die de Kamer tot andere besluitvorming had kunnen brengen. Wel had er meer ruimte moeten zijn voor ambtelijk tegenspel, zodat meer rekening had kunnen gehouden met technologische en maatschappelijke ontwikkelingen.
Het rapport is opgesteld naar aanleiding van een overleg met de Tweede Kamer in april 2011, waarin kritiek werd geuit op het verloop van de invoering van biometrie in reisdocumenten. Bekker onderscheidt in het verloop van de besluitvorming vier fases. De eerste fase, van 1998 tot 2001, kenmerkt zich als ambitieus en voortvarend, met een grote ontvankelijkheid voor biometrie als extra middel om de reisdocumenten te beveiligen tegen look alike fraude. In de tweede fase, van 2001 tot 2005, kreeg het beleid mede onder druk van het terrorisme internationale dimensies. Dit resulteerde uiteindelijk in een Europese verordening die bepaalde dat biometrische gegevens op reisdocumenten worden opgenomen in Europa. In de derde fase, van 2005 tot 2009, is in Nederland de invoering hiervan voorbereid door een wetswijziging van de Paspoortwet. De laatste fase, van 2009 tot het heden, betreft de feitelijke invoering waarbij enerzijds technische problemen aan de dag traden en anderzijds er een zeer gedegen en diepgravend WRR-rapport werd uitgebracht over de relatie ICT en overheid.
Bekker constateert dat de huidige status quo niet overeenkomt met de (te hoog) gespannen verwachtingen van tien jaar geleden. Wel wordt voldaan aan de eisen van Europa, maar de betekenis van vingerafdrukken op het paspoort is (nog) beperkt. De vingerafdrukken staan op het paspoort, niet in een centrale administratie. Ze worden niet gecontroleerd aan de grens, ook niet standaard geverifieerd bij uitgifte aan het gemeenteloket. Mislukt is het project niet, maar het rendeert volgens Bekker ook niet optimaal. In deze situatie vindt hij het verstandig om te zoeken naar de marges voor een andere aanpak, die rekening houdt met de nieuwste technologische ontwikkelingen. Bijvoorbeeld door met andere EU-landen gezamenlijk op te trekken en te investeren in goede relaties met gemeenten, door samen een proef te doen met het standaard verifiëren van de vingerafdrukken bij uitgifte van de reisdocumenten door middel van tests, pilots en dergelijke. Daarbij beveelt Bekker aan om de bouw van een centraal vingerafdrukkenregister, althans het moment daarvoor, te heroverwegen. Ook zou BZK aandacht moeten besteden aan het opbouwen van een kenniscentrum of infrastructuur op dit onderwerp.
Volgens minister Spies illustreert de rapportage van Bekker op heldere wijze op welke onderdelen het besluitvormingsproces niet vlekkeloos is verlopen. Er is een aantal lessons learned te trekken, aldus Spies en de aanbevelingen van Bekker bieden haar daar voldoende aanknopingspunten voor.
De centrale database staat overigens gewoon opgenomen in de wet, maar is nog niet in werking na alle commotie rond het opslaan van vingerafdrukken. De Tweede Kamer zette vraagtekens bij de veiligheid van de opslag, waarbij ook nog eens bleek dat bijna een kwart van de afgenomen vingerafdrukken onbruikbaar was. De onderzoeker is van mening dat er nooit normen zijn vastgelegd voor de kwaliteit van de vingerafdrukken en dus is het voor Bekker onduidelijk ‘hoe erg een bepaalde serie fouten’ is. Hij zegt verder dat juist door die fouten en gebreken ‘een goede voedingsbodem’ ontstond voor kritiek op het biometrische paspoort.
Overigens zet Bekker veel kanttekeningen bij bij het doel van het opnemen van vingerafdrukken in het paspoort. De vingerafdrukken die erop staan worden nergens uitgelezen, immers de enigen die dat kunnen zijn de uitgevende instanties, zoals de gemeenten. Maar de vingerafdrukken worden niet geverifieerd, waardoor de betrouwbaarheid oncontroleerbaar wordt. Bekker: ‘Daardoor heeft de aanpak een deel van zijn waarde verloren. Formeel klopt alles, materieel heeft het weinig betekenis als we kijken naar het doel waarom het allemaal was begonnen: een zeer betrouwbaar, efficiënt middel om lookalike fraude tegen te gaan’.