Afgelopen weken las ik Ger Biesta’s boek Het prachtige risico van onderwijs en Alderik Vissers artikel Marktfilosofie en onderwijsutopie. Beide onderwijsfilosofen maken ‘gehakt’ van de huidige onderwijspolitiek. Marktdenken leidde tot schaalvergroting, autonomie, outputfinanciering, prestatiebeurzen en -rankings. Marktdenken, bestuurlijke vrijheid en publieke verantwoording onderwierpen het onderwijs aan de ‘tucht’ van de markt, ‘maakbaar’ en ‘meetbaar’….
Onderwijs werd geprotocolleerd, van procedures voorzien, uitgerust met kwaliteitseisen, meetfactoren en benchmarks. Het werd omgezet in kwantificeerbare grootheden om de impact van onderwijs te meten. Docenten controleren en zijn ‘begeleider van een leerproces’. Onderwijskundigen, pedagogen, didactici en andere specialisten schrijven voor hoe het onderwijs moet worden verzorgd en bedenken daarvoor (u raadt het al) protocollen, formulieren, richtlijnen, procedures, beoordelingsformulieren en checklists. Onderwijsinstellingen zijn bureaucratische fabrieken, met talloze regels en protocollen, die op het bord worden gelegd van de arbeiders die het proces uitvoeren. De docenten dus.
Die klagen over regels, die hun werktijd belagen met administratie, informatieverwerking en ‘archivering’ in organisatiebrede, onduidelijk ontworpen informatiesystemen. Niet om het onderwijsproces te ondersteunen, maar om interne efficiency en compliance te bereiken. Compliance is het voldoen aan opgelegde regels en dat kunnen aantonen. Dit alles waarborgt de ‘kwaliteit’ van het onderwijs. Systeemkwaliteit, wel te verstaan, want die wordt continue getoetst in accreditatie-, opleidings- en instellingstoetsen. Talloze statistieken worden gemaakt, vaak met data die op onbetrouwbare wijze verzameld en beheerd zijn. Archiveringssystemen waarmee datakwaliteit gewaarborgd wordt, bestaan niet in onderwijsorganisaties. Het systeem legt nadruk op efficiency van de eigen processen, kosten en regelnaleving. Er wordt nauwelijks gelet op de effectiviteit van het onderwijs.
In politieke kringen zal Mintzberg’s The structuring of organizations niet onbekend zijn. Mintzberg schetste een aantal organisatieconfiguraties, elk met een andere bestuurs- en leiderschapsstijl. Onderwijsorganisaties zijn professionele organisaties, met hoogopgeleide werknemers, die veel zelfstandigheid in hun werk nodig hebben. Onderwijsorganisaties worden echter bestuurd en getoetst als machinebureaucratieën, strak geprotocolleerd, zonder ruimte voor onafhankelijkheid en zelfstandigheid. ‘Politiek Den Haag’ wenst immers maakbaarheid en meetbaarheid. ‘A recipe for disaster’.
Biesta en Visser geven aan hoe het anders zou kunnen: inhoudelijker, persoonlijker en met meer nadruk op individuele leerprocessen van studenten zelf. De student en het individuele leerproces centraal. Kleinere, op effectief onderwijs gerichte onderwijsorganisaties.
Een compliance-fabriek draagt niet bij aan de kwaliteit en de effectiviteit van het onderwijs. Helaas.
Voor de eerste keer gepubliceerd in IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2015, nr. 7, p. 29.