Tag Archives: Columns

Nieuws?

Binnenlands Bestuur beschrijft de worsteling van gemeenten met floppy’s, tapes en cd-roms. ‘Oude’ informatie is moeilijk vindbaar, niet doorzoekbaar en soms geheel ontoegankelijk. Er zijn zoveel boeken, artikelen en nieuwsberichten verschenen over de wankele ‘duurzaamheid’ van digitale in­for­matie dat het verwonderlijk is dat een tijdschrift zo’n bericht nog als nieuws kan presenteren. Al in februari 2014 publiceerde ik samen met een collega een opiniestuk in datzelfde Binnenlands Bestuur, waarin we reageerden op een rapportage van de Erfgoedinspectie over de falende di­gitale archivering bin­nen de ministeries. Wij sloten af met: ‘Onze rijksoverheid wordt niet dement – zij is het al.’ Er hebben de afgelopen jaren voldoende berichten de pers gehaald om die stelling ook te betrekken op de gemeentelijke overheid.

Het ‘geheugen’ wordt niet beter met digitale technologie. En het was al niet zo geweldig! Want ook in het analoge tijdperk was veel informatie moeilijk vindbaar, niet doorzoekbaar en geheel ontoegankelijk. In talrijke projecten werden juist die argumenten gebruikt om het papier af te zweren en te digitaliseren. Naast de kosten uiteraard, want digitaal werken en archiveren is toch stukken goedkoper? Ook die idee is een illusie gebleken. Het moeizame en kostbare proces om digitale bewaarplaatsen (e-depots) tot stand te brengen is daarvan een uiting.

Terug naar de floppy’s, tapes en cd-roms. Is het erg als ze niet toegankelijk zijn?

Dat is afhankelijk van het moment waarop ze met data beschreven zijn. Hilbert en López constateerden in 2011 in Science dat in 2000 ongeveer 25% van de beschikbare data opgeslagen was in digitale vorm, terwijl dat in 2007 al gestegen was tot 94%. Als die floppy’s, tapes en cd-roms voor 2000 te dateren zijn, dan is hun ontoegankelijkheid niet zo problematisch. De meeste informatie van voor dat moment is grotendeels in papieren dossiers opgeborgen. Maar na 2000 worden papieren dossiers steeds dunner, zijn digitale data leidend en wordt het print-commando minder gebruikt. De toegankelijkheid van opslagmedia wordt dan essentieel om data te kunnen vinden.

Wat in veel organisaties ontbreekt is het bewustzijn dat er hard moet worden gewerkt om digitale data toegankelijk te houden. Hard- en software verouderen in razend tempo en als data niet worden gemigreerd of opgeslagen volgens open standaarden, dan is het ontoegankelijk worden daarvan slechts een kwestie van tijd. Digitaal archiveren (digitale informatie toegankelijk houden in de tijd) kost inspanning, moeite en geld.

Gelukkig kan er veel informatie worden ‘gered’.

Bij alle rampverhalen over het verloren gaan van digitale data blijkt uiteindelijk dat het grootste deel ervan kon worden gered. Gespecialiseerde bedrijven kunnen data van veel van die floppy’s, tapes en cd-roms opnieuw leesbaar maken, als die media tenminste niet te ernstig zijn beschadigd. Dat kost erg veel geld, waarschijnlijk meer dan digitale informatie goed archiveren.

Maar ook dat is geen nieuws.

Voor de eerste keer gepubliceerd in: IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2016, nr. 5, p. 32.

Herdrukt in: W. Bronsgeest, M. Wesseling, E. de Vries, R. Maes, Informatieprofessional 3.0. Strategische vaardigheden die u connected houden (Amsterdam: Adfo Books, 2017), pp. 266-267.

Share This:

Integriteit

Het Centrum voor Ethiek en Gezondheid (CEG) publiceerde in januari Integriteit in zorgorganisaties. Hieruit blijkt dat in de praktijk van alle dag integriteit een moeilijk begrip is, gericht op gedrag en morele normen en waarden. Volgens het CEG bestaat integriteit uit vier componenten: betrouwbaarheid (handelen naar wat je zegt), deugdzaamheid (moreel het goede doen), authenticiteit (intrinsiek gemotiveerd zijn) en reflectie (je kritisch verhouden tot (de toepassing van) normen en regels). Integer handelen is moeilijk, ook omdat de publieke opinie er een beeld van heeft dat niet overeenkomt met de complexiteit ervan. Integriteit heeft te maken met persoonlijke overtuiging en ethiek, waardoor om ‘goed’ te doen ook regels aan de kant geschoven kunnen worden. Een medisch specialist laat bij een kwestie van leven en dood de ‘heilige’ protocollen voor wat ze zijn.

Want ondanks dat we overstelpt worden met integriteitscodes die omschrijven wat wel en niet mag, wetenschappelijk is aangetoond dat opgelegde regels niet helpen om integer te zijn en te blijven. Voorschrijven wat moet, wil niet zeggen dat mensen overtuigd zijn dat het zo hoort. Mensen bepalen samen het gedrag dat bij hun werk, organisatie of beroep past. Regels die daarvan een uiting zijn kunnen werken, tenminste zolang ze dynamisch zijn. Hoe over integriteit wordt gedacht is immers sterk tijdgebonden en situationeel.

Anna Bernasek toonde in 2010 in The economics of integrity aan dat integriteit een economische waarde heeft, gebaseerd op ‘trust’ en ‘trustworthiness’. Ze liet met voorbeelden zien dat integriteit de basis is voor het slagen of falen van economische activiteiten. Zo is transparantie van alle handelingen, online klantenreviews en vertrouwen in die klant de basis van de miljarden aan marktwaarde die Amazon heeft gerealiseerd. Zo is de veiligheid en de kwaliteit van de melk die we drinken en die we op basis van volledig vertrouwen kopen in de supermarkt afhankelijk van de integriteit en het onderling vertrouwen van minimaal vijftien mensen en organisaties. Zo werd Toyota de grootste automobielfabrikant ter wereld door de integriteit van de productie voorop te plaatsen, daarnaar te handelen en voortdurend bij klanten te benadrukken. En zo ging Volkswagen onderuit toen bekend werd dat er gemanipuleerd was met de uitstootwaarden van haar dieselauto’s en dat klanten moedwillig verkeerd waren geïnformeerd.

Als het vertrouwen van klanten wegvalt (mede) vanwege niet integer handelen, dan leidt dat veelvuldig tot economische schade. Denk DSB, Rochdale, TSN, Lehmann Brothers, enzovoort.

Betrouwbare informatie en informatievoorziening zijn belangrijk voor integer handelen van mensen en organisaties. ‘Trust’ en ‘trustworthiness’ kunnen verloren gaan als informatie niet juist is en als informatievoorziening misleidend is. Informatieprofessionals moeten integer handelen om de betrouwbaarheid van informatie en informatievoorziening te beschermen en te waarborgen.

Doen ze dat ook?

Voor de eerste keer gepubliceerd in: IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2016, nr. 2, p. 29.

Herdrukt in: W. Bronsgeest, M. Wesseling, E. de Vries, R. Maes, Informatieprofessional 3.0. Strategische vaardigheden die u connected houden (Amsterdam: Adfo Books, 2017), pp. 195-196.

Share This:

Compliance-fabriek

Afgelopen weken las ik Ger Biesta’s boek Het prachtige risico van onderwijs en Alderik Vissers artikel Marktfilosofie en onderwijsutopie. Beide onderwijsfilosofen maken ‘gehakt’ van de huidige onderwijspolitiek. Marktdenken leidde tot schaalvergroting, autonomie, outputfinanciering, prestatiebeurzen en -rankings. Marktdenken, bestuurlijke vrijheid en publieke verantwoording onderwierpen het onderwijs aan de ‘tucht’ van de markt, ‘maakbaar’ en ‘meetbaar’….

Onderwijs werd geprotocolleerd, van procedures voorzien, uitgerust met kwaliteitseisen, meetfactoren en benchmarks. Het werd omgezet in kwantificeerbare grootheden om de impact van onderwijs te meten. Docenten controleren en zijn ‘begeleider van een leerproces’. Onderwijskundigen, pedagogen, didactici en andere specialisten schrijven voor hoe het onderwijs moet worden verzorgd en bedenken daarvoor (u raadt het al) protocollen, formulieren, richtlijnen, procedures, beoordelingsformulieren en checklists. Onderwijsinstellingen zijn bureaucratische fabrieken, met talloze regels en protocollen, die op het bord worden gelegd van de arbeiders die het proces uitvoeren. De docenten dus.

Die klagen over regels, die hun werktijd belagen met administratie, informatieverwerking en ‘archivering’ in organisatiebrede, onduidelijk ontworpen informatiesystemen. Niet om het onderwijsproces te ondersteunen, maar om interne efficiency en compliance te bereiken. Compliance is het voldoen aan opgelegde regels en dat kunnen aantonen. Dit alles waarborgt de ‘kwaliteit’ van het onderwijs. Systeemkwaliteit, wel te verstaan, want die wordt continue getoetst in accreditatie-, opleidings- en instellingstoetsen. Talloze statistieken worden gemaakt, vaak met data die op onbetrouwbare wijze verzameld en beheerd zijn. Archiveringssystemen waarmee datakwaliteit gewaarborgd wordt, bestaan niet in onderwijsorganisaties. Het systeem legt nadruk op efficiency van de eigen processen, kosten en regelnaleving. Er wordt nauwelijks gelet op de effectiviteit van het onderwijs.

In politieke kringen zal Mintzberg’s The structuring of organizations niet onbekend zijn. Mintzberg schetste een aantal organisatieconfiguraties, elk met een andere bestuurs- en leiderschapsstijl. Onderwijsorganisaties zijn professionele organisaties, met hoogopgeleide werknemers, die veel zelfstandigheid in hun werk nodig hebben. Onderwijsorganisaties worden echter bestuurd en getoetst als machinebureaucratieën, strak geprotocolleerd, zonder ruimte voor onafhankelijkheid en zelfstandigheid. ‘Politiek Den Haag’ wenst immers maakbaarheid en meetbaarheid. ‘A recipe for disaster’.

Biesta en Visser geven aan hoe het anders zou kunnen: inhoudelijker, persoonlijker en met meer nadruk op individuele leerprocessen van studenten zelf. De student en het individuele leerproces centraal. Kleinere, op effectief onderwijs gerichte onderwijsorganisaties.

Een compliance-fabriek draagt niet bij aan de kwaliteit en de effectiviteit van het onderwijs. Helaas.

Voor de eerste keer gepubliceerd in IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2015, nr. 7, p. 29.

Share This:

Illegaal

Officier van Justitie Ward Ferdinandusse schreef in de NRC van 15 januari 2015 een opiniestuk over het belang van de bewaarplicht van telecomgegevens. Bewaring van telecomgegevens, zo schrijft hij, is belangrijk bij misdaad- en terrorismebestrijding. Hij illustreert dat met voorbeelden van (zware) criminaliteit en met de jihadistische aanslag op Charlie Hebdo. Privacy moet wijken om in dat soort gevallen doeltreffend te handelen. Ferdinandusse is niet de enige die zo denkt.

Maar speelt de bewaring van telecomgegevens wel zo’n grote rol bij misdaad- en terrorismebestrijding? Een adviescommissie van de Amerikaanse president concludeerde in 2014 dat ongericht bewaren van telecomgegevens geen aantoonbaar effect heeft op het voorkomen van terroristische aanslagen. De effectiviteit van de bewaarplicht voor die data is twijfelachtig. Ook bij de voorbeelden van Ferdinandusse spelen telecomgegevens nauwelijks een rol. Ze hebben niets voorkomen. Ze leveren geen bewijs. Bij Charlie Hebdo, zo zegt Ferdinandusse, hebben telecomgegevens de banden tussen de jihadisten aangetoond. Dat mag zo zijn, maar alleen doordat ze hun identiteitskaarten lieten liggen konden ze worden geïdentificeerd. Er is niets voorkomen.

Erg mager. Hoogst ineffectief.

Uiteraard is bewezen ineffectiviteit geen politieke reden om uitbreiding van de bewaarplicht af te wijzen. Begin februari stemde de Tweede Kamer in met een voorstel van het Kabinet om onze inlichtingendiensten toestemming te geven ongericht alle internetdata die door kabels in Nederland worden verzonden, af te tappen. Er werd in het debat nadruk gelegd op het waarborgen van privacy. De data mogen niet worden doorgegeven aan buitenlandse inlichtingendiensten. De bescherming van de privacy van de eigen burgers bij het ongericht opslaan van telecom- en internetdata speelde geen rol in het debat.

Het kwam niet aan de orde dat de Europese regelgeving waarop die bewaring gebaseerd is, ongeldig is. Het Europese Hof van Justitie heeft die regelgeving in april 2014 in zijn geheel ongeldig verklaard. Het Hof stelde dat deze ongerichte inbreuk op het fundamentele recht op privacy van Europeanen onacceptabel is.

Onze politici zijn geen knip voor hun neus waard. Ze weten dat deze nieuwe regelgeving illegaal is.

Het bewaren van telecomdata van al jaren bekende potentiële aanslagplegers: mijn zegen hebben onze politici. Maar het ongericht verzamelen van telecomdata over en van iedereen schiet het doel voorbij: het leidt tot een data-infarct, slechts met rafelranden toegankelijk en met een averechts effect op het voorkomen van criminaliteit. De bewaarplicht is niet selectief, proportioneel en genuanceerd, zoals het Europese Hof stelt. Een smart phone geeft je leven door: alles wat je mailt, whatsappt, zoekt, bezoekt, deelt, telefoneert. Waar je bent. Wie je vrienden zijn. Hoe je sociale leven eruit ziet. Wie je ‘one night stand’ is. Welke wachtwoorden je gebruikt. 15.000 meldingen uit één week documenteren je leven. 1984 lijkt dichtbij.

Volhouden dat het bewaren en gebruiken van telecomgegevens nauwelijks effect heeft op de privacy is onhoudbaar. Het College Bescherming Persoonsgegevens denkt er net zo over, lees ik.

Gelukkig.

Voor de eerste keer gepubliceerd in IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2015, nr. 2, p. 27.

Share This: