In april 2010 besteedde ik aandacht aan een boek van Anna Bernasek over The Economics of Integrity, waarin gesteld wordt dat het verlies aan integriteit (op, voeg ik er aan toe, vooral bestuurlijk vlak) grote economische consequenties heeft. De les die Bernasek in dit op bestuurders en managers gerichte boek wil overdragen is dat integriteit een enorme ROI (‘return on investment’) heeft. De belangstelling in Nederland voor dit boek is minimaal geweest, ten onrechte denk ik. Het legt namelijk een vinger op een wel erg zere plek in het bestuurlijke landschap. Het feit namelijk dat het handelen van vele bestuurders en managers niet meer zozeer gebaseerd is op ideologische, corporatieve of charitatieve motieven (zoals dat in de ‘verzuilde’ maatschappij tot ongeveer midden jaren negentig ‘usance’ was), maar op cynisme en eigenbelang, heeft er toe geleid dat integriteit (‘normen’ en ‘waarden’ ?) eigenlijk een vies woord geworden is. Het feit dat er in 2003 een Code Tabaksblat moest worden ingevoerd voor beursgenoteerde bedrijven met regels over hoe bedrijven en bestuurders zich dienden te gedragen, zegt al iets over verschuivende en eroderende morele normen. Dat we vandaag de dag nauwelijks nog iets horen over deze niet-verplichtende Code zegt ook voldoende. Het is namelijk niet zo dat deze Code zo vanzelfsprekend is dat ieder beursgenoteerd bedrijf de Code aantoonbaar hanteert. Morele normen en waarden, gericht op integriteit, worden eerder voor schaamteloos eigenbelang aan de kant geschoven. Kritiek daarop is niet iets dat bestuurders in dank aanvaarden. Jan Peter Balkenende kan daar over meepraten….
Voorbeelden voor een verlies aan bestuurlijke integriteit (of is het misschien gewoon eerlijkheid ?) zijn aan de orde van de dag. Een woningbouwcorporatie die met gemeenschapsgeld bankiert in riskante derivatenconstructies en daardoor miljarden verliest. Een daarvoor verantwoordelijke directeur met een jaarsalaris van een half miljoen, die van niets weet, maar met een afkoopsom van 3,5 miljoen euro naar Bonaire mag vetrekken. Een financiële directeur, de wel overal vanaf weet, laat zich door bancaire vriendjes fêteren en wordt rijk van de provisies die het bemiddelingskantoortje uitbetaald. Fraude bij woningbouwverenigingen als Rochdale, Laurentius, PWS Rotterdam, Waardwonen, Dinxperlo, etc. Onoorbare praktijken bij de verhandeling van onroerend goed, met de vooropgezette bedoeling de aankopende partij op te lichten (de ‘vastgoedfraude. ‘Christelijke’ en zeer ruim betaalde onderwijsbestuurders die goed onderwijs laten voor wat het is, zich intensiever bezighouden met de overname van andere scholen en het beheren van vastgoed en ‘hun’ school te gronde richten. Zelfverrijking bij een Rotterdamse scholenkoepel. Financiële fraude bij diverse onderwijsstichtingen ‘op Islamitische grondslag’. Miljoenenfraudes door zorgaanbieders als medisch specialisten, GGZ instellingen, AWBZ instellingen en tandartsen. Idem dito bij gastouderbureau’s. De bonuscultuur in de financiële sector, die ondanks alle negatieve berichtgeving blijft bestaan. Een bancair systeem dat lak heeft aan zijn klanten, winsten maximaliseert en niet begrijpende en niet goed nadenkende klanten bewust risicovolle producten aansmeert.
Onvoorstelbare ‘gouden handdrukken’ en pensioeneisen. En Raden van Toezicht en Raden van Commissarissen met kilo’s boter op het hoofd, die op een schandelijke manier hun publieke plicht aan hun laars lappen. Met daarin, o wonder, talloze (oud-)politici, bestuurders en ’top’-managers, die al eerder geprofiteerd hebben of na een (korte) politieke of bestuurlijke carrière nog hopen te profiteren van het ‘old boys network’, dat zichzelf rijkelijk beloont uit (grote of kleine) winsten die eigenlijk aan de aandeelhouders te goede zouden moeten komen of uit de rijkelijk stromende publieke gelden, over de besteding waarvan nauwelijks effectieve verantwoording hoeft te worden afgelegd. Het is immers erg makkelijk geld uit te delen en aan te nemen dat aan anderen toebehoort.
Het (morele) wangedrag van bestuurders en topmanagers in het private bedrijfsleven vindt grotendeels, hoe kwalijk en verontrustend ook, plaats met toestemming van aandeelhouders en eigenaren. Ik vind dat laakbaar, maar het betreft private gelden. Ik heb zelf nog enigszins de keuze of ik de producten en diensten van deze bedrijven (die uiteraard deze gelduitgeverij in hun kostprijs berekenen) afneem. Het is vooral de eerlijkheid en integriteit van bestuurders in de publieke sector, waarover ik mij zorgen maak. Het is ook niet de eerste keer dat ik daarover hier rep. Want laten we wel wezen: de politieke basis voor een ‘verzuild’ Nederland mag dan zijn weggevallen, het ‘middenveld’ (zoals CDA-politici dat genoegzaam noemen), de collectieve sector van vakbonden, werkgeversorganisaties, zorg- en onderwijsinstellingen, omroepen, sociale en welzijnsorganisaties, woningbouwverenigingen, PBO’s, ZBO’s, charitatieve organisaties, e.d., is nog grotendeels volgens traditionele politieke kanalen verdeeld. Zo is Amarantis Onderwijsgroep een CDA-bolwerk, Vestia een PvdA enclave en het Centraal Orgaan Asielzoekers een VVD-clubje. Uiteraard verschuiven de panelen regelmatig, zijn de ideologische grondslagen wel erg verwaterd (christelijke hulporganisaties die in PvdA-water zijn verzeild geraakt), maar één ding is wel heel zeker: de collectieve sector wordt gerund door politici en bestuurders, leden van politieke partijen, die minder dan 1 procent van de Nederlanders als lid mogen begroeten. Die collectieve sector is ook jaarlijks goed voor miljarden aan overheidsgelden aan subsidies en ‘instandhoudingsbijdragen’, waarbij de vraag naar het daadwerkelijke maatschappelijke nut niet of nauwelijks wordt gesteld.
De cultuur van belangenverstrengelingen is binnen deze collectieve sector symptomatisch en wordt gedreven door maar een uitgangspunt: eigenbelang. En aangezien (oud-)politici en (oud-)ambtenaren de scepter zwaaien is de weg naar Den Haag kort, want uiteraard is de politieke elite van vandaag de dag lid van dezelfde partijen en hoopt ze ook op een goed betaalde baan in deze sector na hun (meestal niet erg lange) politieke carrière. Nemen we de Eerste Kamer eens. Als we alle banen van de Eerste Kamerleden op een rijtje zetten, blijkt dat een overgroot deel van deze toezichthoudende functies vervuld wordt in de collectieve sector. Er zijn fulltime lobbyisten voor zorg- en welzijnsinstellingen, voor de bouw of voor ontwikkelingsorganisaties. Eerste Kamerleden zitten in commissies die rechtstreeks gaan over de sectoren, waarin ze hun belangrijkste banen vervullen. Parlementaire onafhankelijkheid is ver te zoeken. Een man als Elco Brinkman heeft naast zijn baan als voorzitter van Bouwend Nederland en zijn Eerste Kamer-lidmaatschap acht andere banen. Rogier van Boxtel heeft er negen, net als Loek Hermans. Toegegeven: het zijn niet allemaal invloedrijke, duurbetaalde banen, maar die zijn er wel. De geur van belangenverstrengeling is wel heel sterk. Het Eerste Kamerlidmaatschap is niet alleen zorgen voor parlementaire controle, maar ook (en misschien wel vooral) voor jezelf.
Vele instanties in het ‘maatschappelijke middenveld’ zijn enorm uitgedijd, met verhoging van subsidies en tegemoetkomingen aan bestuurders als gevolg. Ze hebben ook de band met hun leden, deelnemers en klanten verloren. Ze hebben hun idealen, identiteit en morele normen aan de kant geschoven. Ze hebben torenhoge ambities. Ze hebben enorme groeiwensen. Ze negeren de kwaliteit van hun producten en diensten. Als het nodig is en er problemen ontstaan door wanbeheer en wanbeleid is het de overheid (lees: de belastingbetaler) die de kosten voor de kiezen krijgt. De bestuurders weten dan van niets en komen er (vaak met een zak geld als afscheidscadeau) makkelijk vanaf. Verantwoordingsbewustzijn, legitimiteit en moreel gezag verdwijnen. Het zicht op de besteding van miljarden aan collectieve middelen is verdwenen. En dat alles zonder een greintje schaamte, zelfkritiek, gewetenswroeging of wat dan ook. Egoïsme ten top.
En is het dan vreemd dat als deze ‘elite’ uit de band springt en niet echt moeite doet er weer in te springen, de rest van de bevolking het voorbeeld gaat volgen ? De collectieve middelen mogen blijkbaar door iedereen frauduleus worden gebruikt. De kosten nemen niet alleen toe doordat de ‘elites’ uit de band springen, maar ook de gewone gebruikers een greep in de kas doen. Het vertrouwen in het systeem en in bestuurders is totaal weg. Consequenties zijn er niet of nauwelijks. Het vertrouwen in de overheid daalt met rasse schreden. Er is niet alleen een economische crisis, maar ook een morele. Een integriteitscrisis die de economische crisis enkel maar verergert. Want zonder vertrouwen in de overheid, in de bestuurders en in de burgers zal welke crisis dan ook niet snel worden overwonnen.
En wat nu ? Dat dit systeem moet worden herzien staat buiten kijf, het ‘hoe’ ervan is echter niet zo eenvoudig. Wat nodig lijkt is een totale herschikking van het zogenaamde ‘maatschappelijke middenveld’. Snoeien, de-collectiveren, de-massificeren. Organisaties terugbrengen tot beheersbare proporties. Organisaties opheffen die nutteloze taken uitvoeren (omroepen). Salarissen terugbrengen tot (ver) onder een ministerssalaris. Overheidstaken laten uitvoeren door de overheid, niet door een organisatie uit dat ‘maatschappelijke middenveld’. Jaarlijkse budgetten maar voor 80 % waarborgen. Eerste en Tweede Kamerleden verbieden als lobbyist te fungeren. Geen garantie meer op ‘instandhoudingssubsidies’ van de overheid voor de oplossing van wanbeleid. En als algemeen uitgangspunt: de lasten voor de burger mogen op geen enkel niveau meer worden verhoogd. Eerst snijden in je eigen vlees. Dat moet in een een gewoon huishouden ook gebeuren, dus ook in de ‘maatschappij’.
Het is een begin.
Het zal al moeilijk genoeg zijn dat te realiseren.
Dit essay werd op 3 juni 2012 geplaatst op Bevlogen Bespiegelingen, een blog die ik tot 2018 regelmatig aanvulde, maar daarna niet meer gebruikte en die nu niet meer bereikbaar is.