Ga een half uur lang zitten en luister kijk naar deze documentaire uit 2017. Het vertelt over de transformerende kracht van de Blockchain. De intro op de site van het project vertelt het als volgt: ‘Economist and filmmaker Manuel Stagars portrays this exciting technology in interviews with software developers, cryptologists, researchers, entrepreneurs, consultants, VCs, authors, politicians, and futurists from the United States, Canada, Switzerland, the UK, and Australia. How can the blockchain benefit the economies of nations? How will it change society? What does this mean for each of us? The Blockchain and Us is no explainer video of the technology. It gives a view on the topic, makes it accessible and starts a conversation about its potential wider implications in a non-technical way. The film deliberately poses more questions than it answers’.
Big Data: Biomedicine
Een korte film van ongeveer 20 minuten over de effecten van big data op de ontwikkeling van biomedisch onderzoek. Digitale data worden verzameld en geanalyseerd. De structurering, het delen en het analyseren van deze data zijn cruciaal voor de toekomst van de geneeskunde. Een snelle blik in de ontwikkelingen en de toepassing van big data analyse in biomedische gegevens.
E-Depot
De lezers van deze columns weten dat ik niet onder de indruk ben van de wijze waarop overheidsorganen omgaan met informatie. Digitale archieven zijn bij een groot deel van de overheidsorganen niet op orde. In 2014 toonde ICTU dat al aan. Bestuurders zien het probleem. Begin 2015 verspreidde een aantal burgemeesters een brandbrief met de boodschap dat de overgang van papier naar digitaal te ondoordacht is doorgevoerd. Ze schrijven dat ‘bij digitale informatie al bij het ontstaan nagedacht te worden over de archivering’. Dat gebeurt bijna nergens. De schrijvers vinden dat de informatiehuishouding op orde moet worden gebracht, waarna een e-depot moet worden ingericht om te voorkomen dat de eerste decennia van deze eeuw de slechtst gedocumenteerde ooit zullen worden.
De term e-depot wordt gebruikt in veel verschillende betekenissen. De formele omschrijving (uit de richtlijn Eisen Duurzaam Digitaal Depot, ED3) stelt dat het gaat om ‘het geheel van organisatie, beleid, processen en procedures, financieel beheer, personeel, databeheer, databeveiliging en aanwezige hard- en software, dat het duurzaam beheren van te bewaren digitale archiefbescheiden mogelijk maakt’. Die omschrijving wijst op een organisatie, die een digitaal archief beheerd. In de dagelijkse praktijk wordt niet over een organisatie gesproken, maar over een technische oplossing. Vreemd, want een e-depot is geen technisch probleem.
Wie is eigenlijk het e-depot? Het zijn vooral de archiefdiensten die zich zo positioneren. Maar is dat wel zo? Elke overheidsorganisatie kan een e-depot zijn als de eisen worden ingevuld. Als er dus een digitale beheeromgeving is die de wettelijke vereisten waarborgt voor context, authenticiteit, metadatering en toegankelijkheid. Als die beheeromgeving onderdeel is van een kwaliteitssysteem. Als het bestuur van de organisatie die beheeromgeving aangewezen heeft voor blijvende digitale bewaring. En als er gecontroleerde toegang is tot openbare informatie. Dick Bunskoeke wees daar al op in 2013.
Die interpretatie maakt meer opties voor digitale bewaring mogelijk dan alleen een archiefdienst. Een gemeente zou bijvoorbeeld blockchain-technologie kunnen inzetten om archieven te bewaren. Een commercieel bedrijf zou een digitale beheeromgeving in de cloud kunnen inrichten die door een gemeente wordt aangewezen als bewaarplaats. Digitale toegankelijkheid voor lange tijd kan buiten een archiefdienst om geregeld worden.
Als de wettelijke eisen maar worden ingevuld.
De discussie dient over iets anders te gaan dan techniek, namelijk over de archiefdiensten in het archiefbestel. Spelen archiefdiensten daarin een rol en welke is dat dan? Heeft het huidige bestel en de huidige wetgeving nog toekomst? Vindt er tijdens de digitale revolutie ook een bestelrevolutie plaats? Dat is een politieke discussie, geen vakinhoudelijke. Maar het is wel de discussie die moet worden gevoerd!
Blijven praten over e-depots als technische voorziening is alleen maar gerommel in de marge.
Voor de eerste keer gepubliceerd in: IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2017, nr. 5, p. 34.
Bananenrepubliek
De ambities zijn torenhoog. De beloften fabuleus. De realiteit dramatisch.
Dat is informatietechnologie binnen (semi-)overheidsorganisaties.
IT-treurnis alom.
In februari 2017 sprak het FD over het Kadaster, waar de toegangsbeveiliging niet op orde is, waar historische gegevens kunnen worden gewijzigd en waar gebruik gemaakt wordt van onveilige nauwelijks ondersteunde besturingssystemen. Zembla maakte melding van (opnieuw) problemen bij de Belastingdienst, waar de autorisatie dusdanig slecht is geregeld dat identiteitsfraude mogelijk is, toegang tot gegevens van belastingbetalers niet wordt gecontroleerd en waarbij persoonlijke gegevens (mogelijk) mee naar huis zijn genomen. Volgens een onderzoek van Women in Cybersecurity naar 97 ziekenhuizen bleek dat een groot deel ervan persoonsgegevens via de webformulieren op hun websites niet beveiligt. In maart bleek (volgens RTV Rijnmond) dat binnen de gemeente Rotterdam de beveiliging van persoonsgegevens tekortschiet, e-mailcorrespondentie eenvoudig kan worden ingezien en wachtwoorden zo ongeveer op straat liggen. Dat kan worden aangevuld met problemen in de gemeenten Amstelveen, Amsterdam, Kampen, Leiden en Zwolle. En als klap op de vuurpijl krijgt volgens het AD de Nationale Politie het ‘nieuwe’ archiefsysteem Documentum niet werkend, ondanks een investering van 51.000 manuren, 12,7 miljoen euro aan licentiekosten en onderhoud en 2,5 miljoen euro voor het in bedrijf houden van het ‘oude’ archiefsysteem.
Het is een onthutsend overzicht.
Woordvoerders proberen er het beste van te maken, maar de naïviteit spat ervan af. Een woordvoerder van de politie bijvoorbeeld stelde dat de verwachting was een ‘kant-en-klaar systeem’ te krijgen, maar toen bleek dat het nog volledig moest worden ingericht. Wat bij de (ongetwijfeld) kostbare aanbesteding toch minimaal duidelijk had moeten worden, lijkt mij.
Dergelijke naïviteit is onvergeeflijk bij zoveel verspilling van publiek geld.
Alle rapporten over overheids-ICT van de afgelopen jaren (zoals het rapport-Elias van 2014) maken duidelijk dat ICT goed gestuurd moet worden, verstandig moet worden gebudgetteerd en qua ambities getemperd. En die, voeg ik eraan toe, niet voortdurend moet worden overspoeld met ‘nieuw beleid’ dat aanzienlijke wijzigingen vereist terwijl eerder vereiste wijzigingen nog niet eens zijn verwerkt.
Dat alles gebeurt niet.
De realiteit is hard. Veel ICT-ontwikkelingen kunnen niet eens worden verwerkt. Bijna alle overheidsorganisaties werken met grote, veelal verouderde, centrale administratieve systemen die te complex geworden zijn om te vervangen. Het zijn vaak lokale knutselwerkjes, wemelend van slecht maatwerk, met veel verlopen licenties, software die niet langer wordt ondersteund en verouderde infrastructuren.
Dat is niet te veranderen met ambitie en beloften. Dat vraagt (heel veel) geld, tijd en talent.
Anders blijven we een ICT-bananenrepubliek.
Voor de eerste keer gepubliceerd in: IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2017, nr. 4, p. 35.
Geloof
‘There are facts, and there are beliefs, and there are things you want so badly to believe that they become as facts to you’.
Julie Beck, een redacteur van The Atlantic, ging op 13 maart in op het verschijnsel dat ‘geloven dat iets waar is’ een belangrijke rol speelt bij de ontkenning van ‘undeniable facts’. In de psychologie wordt dat cognitieve dissonantie genoemd, de spanning die ontstaat bij het horen van feiten of opvattingen of het vertonen van gedrag, strijdig met eigen overtuigingen, waarden en normen.
De sociaal-psycholoog Leon Festinger beschreef dit verschijnsel, samen met zijn collega’s Henry Riecken en Stanley Schachter, al in 1957 in When Prophesy Fails. Dat boek begint met de regel dat ‘A man with a conviction is a hard man to change. Tell him you disagree and he turns away. Show him facts or figures and the questions your sources. Appeal to logic and he fails to see your point’.
Sociale media maken het verschijnsel endemisch omdat we alleen berichten zien die aansluiten bij wat we denken, voelen en accepteren. We willen geen berichten zien of horen waar we het bij voorbaat niet mee eens zijn. De psycholoog Tom Gilovich stelt dat het de menselijke wil is die bepaalt of iets als informatie kan worden geaccepteerd. Als het niet past bij persoonlijke overtuigingen wordt het genegeerd, zeker als de communities waartoe je behoort of wilt behoren dat ook doen.
Het woord van het jaar 2016 is volgens Oxford Dictionaries ‘post-truth’, de waarheid van objectieve informatie kan worden ontkend als emotie en persoonlijke overtuiging aangeven dat het niet waar is. Informatie wordt tot wat de dogma’s van sociale groepen willen dat het is. Hoe intelligenter, hoe gevoeliger iemand is in dit soort gedrag te vervallen omdat beter kan worden beredeneerd waarom objectief juiste informatie subjectief toch onjuist is. Het geloof hééft (ondanks alles) gelijk. Het gaat in tegen alles wat de Verlichting ons heeft geleerd, waardoor een van de pijlers van de Westerse beschaving begint te scheuren.
Objectief onderzoek wordt eigenlijk onmogelijk. Want een onpartijdige aanpak is altijd tegen het zere been van de aanhangers van de standpunten, meningen en overtuigingen die worden besproken en die elk denken dat hun informatie beter, objectief en waar is. Binnen het sociaal-psychologische krachtenveld van de ‘post-truth’-tijd zijn we de waarheid voorbij. Juistheid of onjuistheid van informatie speelt geen enkele rol. Het gaat om de subjectieve waardering daarvan binnen de dogma’s van de communities waartoe we behoren.
Het is de globale adoptie van de Nederlandse Verzuiling, waarbinnen de ‘eigen waarheid’ van informatie bepaald werd op basis van het geloof (normen, waarden en dogma’s) van de maatschappelijke ‘zuil’ waartoe men behoorde. Het isolationisme van de huidige geloven gaat gevolgen hebben voor het denken over informatie.
Voor mij zal het woord van het jaar 2017 ‘informatie isolationisme’ zijn….
Voor de eerste keer gepubliceerd in: IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2017, nr. 3, p. 24.
Three Keys to Digital Preservation: Management, Technology, and Content.
Dit is een webinar van Edward Corrado en Heather Moulaison Sandy dat de basisprincipes van digital preservation onderzoekt en bespreekt, beginnend met een omschrijving van wat het is. Ze bespreken vervolgens de drie fundamentele en intergerelateerde facetten van digital preservation: management, technologie, en content. Het webinar kijkt ook naar de levensloop van digitale objecten, waar op gelet moet worden als preservaeringsprojecten worden opgestart, duurzame technieken en de beschikbare modellen en technische resources die beschikbaar zijn. Het webinar duurt een uur, maar geeft in een kort bestek een vrij volledig overzicht van de stand van zaken.
Lost Forever: The art of film preservation
Een korte documentaire (van ongeveer een half uur) over de ins en outs van het preserveren van films. Interessante documentaire van Gravitas Docufilms uit 2011. Zeer de moeite waard!
Big Data Revolution
Big Data in a nutshell! Een PBS documentaire over Big Data en wat er mee kan, wat de prijs is die daarvoor moet worden betaald en hoe niet-democratisch gecontroleerde partijen kunnen doen en laten wat ze willen. Tenminste, daar lijkt het op…..
Onwaardig
In 2020 worden wetenschappelijke artikelen van Nederlandse universiteiten en hogescholen vrij toegankelijk. De betaalmuren die de uitgevers om hun wetenschappelijke tijdschriften optrekken zijn een belemmering voor innovatie. Daarnaast moeten universiteiten veel betalen (ongeveer veertig miljoen euro per jaar) voor artikelen die hun eigen wetenschappers geschreven en ge-reviewed hebben. Een prijs zetten op raadpleegbaarheid kan in deze Open Access niet meer. Vooral de overheid staat op het standpunt dat als onderzoek met publiek geld wordt betaald het dus gratis toegankelijk moet zijn. Een curieus argument. Rijksmusea moeten dus gratis betreden kunnen worden?
Nederland kiest als gidsland exclusief voor Open Access volgens de ‘gouden route’. Deze ‘route’ ruilt het abonnementsmodel in voor een article processing charge (APC), waarbij een onderzoeker vooraf een uitgever betaalt om een artikel te publiceren. Na publicatie is het gratis online raadpleegbaar. Deze vorm van Open Access zet een prijs op de publicatie van artikelen, waardoor de uitgeverijen hun omzet veilig kunnen stellen.
APC’s variëren, maar bedragen van € 1.500 of €2.000 euro zijn niet extreem. Niet voor niets is er een hausse aan ‘spooktijdschriften’ ontstaan. Ook bij ‘goede’ tijdschriften kan een APC de kwaliteit ondermijnen. Marcel Dicke, een hoogleraar van Wageningen Universiteit, werd als gastredacteur overruled toen hij een artikel dat zeer slecht uit de review kwam wilde afwijzen, blijkbaar omdat er al betaald was.
Het wordt niet goedkoper. Nederlandse onderzoekers publiceren ongeveer 38.000 artikelen op jaarbasis (OC&W in cijfers). Uitgaande van een gemiddelde APC van € 1.500 komt dat op een jaarlijkse kostprijs van 57 miljoen euro. Dat is bijna een verdubbeling van het jaarlijkse abonnement dat bij de uitgevers moet worden betaald. Andere Open Access-modellen, zoals de ‘groene route’, zijn aantoonbaar vele malen goedkoper.
Dat de ‘gouden route’ inherent discriminatoir is, is erger. Wetenschappers van armere universiteiten wordt het moeilijker gemaakt om te publiceren. Met ‘free waivers’ wordt getracht dat effect te verminderen. Het model zelf is echter discriminatoir en ‘free waivers’ zijn afhankelijk van willekeurig omzet-gerelateerd denken. Een prijs op raadpleegbaarheid is met allerlei legale (en illegale) methoden te omzeilen. Een prijs op publiceren is moeilijker te ontlopen.
De winst van Open Access is dat iedereen wetenschappelijke artikelen gratis kan inzien. Een onderzoek van de Koninklijke Bibliotheek geeft aan dat dat ongeveer 25 % meer lezers oplevert.
Dat is mooi, maar zorgen dat iedereen lid kan worden van een universiteitsbibliotheek lost dat ook op. Dat de abonnementen van de uitgevers dan duurder worden staat buiten kijf, maar een maandelijks lidmaatschapsgeld kan die pijn verzachten.
Als gidsland een discriminatoir model omarmen is Nederland echter onwaardig.
Voor de eerste keer gepubliceerd in: IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2017, nr. 2, p. 27.
Opslag van data in DNA
“DNA digital storage” verwijst naar elke mogelijkheid om digitale data op te slaan in DNA, dat is geproduceerd door gebruik te maken van “commercially available oligonucleotide synthesis machines for storage and DNA sequencing machines for retrieval”. Het opslagsysteem in DNA is veel compacter dan de huidige magnetische tape of hard drives, omdat de dichtheid van DNA vele malen groter is. Het heeft ook een erg lang leven, zodat de data in stand blijven, tenminste zolang het DNA op een koude, droge en donkere plaats wordt beheerd. Aangezien DNA een universeel en fundamenteel biologisch opslagmechanisme is, is de kans op onleesbaarheid van het medium in de toekomst niet zo heel erg groot (afhankelijk uiteraard van de bewaarcondities). Onderzoekers noemen de opslagmethode “apocalypse-proof” omdat “after a hypothetical global disaster, future generations might eventually find the stores and be able to read them.” Het is echter ook een erg langzame methode want “the DNA needs to be sequenced in order to retrieve the data”. De methode is dus vooral interessant voor data die een lage retrieval graad hebben, weinig worden gebruikt dus, zoals grote hoeveelheden wetenschappelijke data of “long-term archival data”. Over dat laatste s te discussiëren, maar een interessante opslagmethode is het in ieder geval.
Hieronder staat een korte presentatie van Nick Goldman, van het European Bioinformatics Institute, waarin het hele procede van DNA opslag uit de doeken wordt gedaan. Zeer interessant en het kijken waard. Het duurt iets langer dan een kwartier en de kijker weet dan in ieder geval meer dan dat het erg duur is.
The Joy of Data
In deze BBC documentaire verkent de wiskundige Dr Hannah Fry de wereld van data, de wijze waarop het wordt verzameld, opgeslagen, gedeeld en van betekenis voorzien. De ‘Joy of Data’ is over het ontdekken van patronen. Fry ziet data als de brug tussen de gewone, fysieke wereld en de geordende wereld van de wiskunde, waar alles gevangen kan worden in wiskundige vergelijkingen en formules. Het gaat over de verbinding tussen Scrabble en online streaming, verklaart waarom melkkoeien stappenmeters om hebben en onthult het netwerk achter Wikipedia. Fry benadrukt de rol van Claude Shannon, die een manier bedacht om informatie te digitaliseren. Het op een voetstuk plaatsen van Shannon slaat door, maar het blijft een mooie en interessante documentaire. Fry concludeert uiteindelijk dat ondanks alles de mens nodig zal zijn om data betekenis te geven.
National Geographic Channel’s Worlds Smart Cities: San Diego
National Geographic Channel “features San Diego as the only U.S. city in its acclaimed documentary series World’s Smart Cities. San Diego was chosen for its strong technology sector, local innovators, green practices, smart public planning and an unparalleled quality of life. Other selection factors included San Diego’s size of population, demographics/cultural diversity, livability, economy and business climate, educational institutions, leadership and strong sense of community.”
De documentaire is een verkenning van de in grootte achtste stad van de Verenigde Staten, waar technologie, talent en innovatie een nieuwe stedelijke omgeving scheppen, een die “will emerge as a leading city in the 21st century.”
De documentaire duurt ongeveer 50 minuten en geeft een goed beeld van waar met het predicaat “smart city” op gedoeld wordt.
History of Virtual Reality
Virtual Reality is hot! Nu de smartphone een centrale rol gaat spelen in virtual reality scenario’s is het interessant eens te zien hoe de geschiedenis (hoe kort ook) van dat fenomeen er uit ziet. Een korte documentaire die dat verleden uit de doeken doet.
The five components of Data Governance
The Science of Surveillance
Surveillance is het monitoren van gedrag, activiteiten, of andere veranderende informatie, meestal van mensen, met het doel hen te beïnvloeden, managen, sturen en beschermen. Het kan obeservatie op afstand betreffen met behulp van camera’s, maar ook het onderscheppen van electronisch gecommuniceerde informatie. Het kan ook betrekking hebben op menselijke ‘achtervolgers’, het afluisteren van telefoongesprekken of onderscheppen van de traditionele post.
Dit programma (van ongeveer drie kwartier) introduceert het concept van de ‘surveillance society’ en laat zien hoe technologie wordt ontwikkeld om mensen en objecten te identificeren, monitoren en volgen.
De kijker komt tot de conclusie dat surveillance technologie wijst op een paradox, namelijk dat het voordelen brengt van veiligheid en gemak, maar wel ten koste van verlies aan privacy en individuele vrijheden.
Een ‘must see’!
Big Earth Data: The Film.
Wetenschappers dienen ‘de maatschappij’ op de hoogte te stellen van wat ze doen, welke resultaten ze bereiken en wat de gevolgen en implicaties zijn daarvan. Wetenschappelijk onderzoek is vaak erg moeilijk te communiceren naar een lekenpubliek en goede simplificaties vereist grote inspanning. Daarnaast zijn de media niet altijd geïnteresseerd in wetenschappelijk onderzoek. Het maakt het dus moeilijk om het publiek te informeren wat een wetenschapper onderzoekt en het draagt ook niet echt bij aan wetenschappelijke waardering. Publicaties in belangrijle tijdschriften worden al veel belangrijker gezien.
De TV documentaire ‘Big Earth Data’ vergde lange tijd om een producer te vinden die begreep dat het niet om de aarde en de natuur zelf ging, maar over het menselijke inzicht dat verworven kan worden uit de softwareondersteunde analyse van enorme hoeveelheden data. De resulterende 53 minuten lange film werd uitgezonden in februari 2015 en maakt duidelijk welke uitdagingen er zijn in het managen, analyseren, visualiserenen gebruiken van Big Data. De film presenteert dat proces op begrijpelijke en aandachtvragende wijze. De film duurt lang, maar geeft ook een heel goed inzicht in Big Data en Big Data analysis.
‘Information Accessibility, Archiving and Organizational Accountability in a digital age
Op 26 oktober 2016 mocht ik een keynote uitspreken op het congres Trust and Transparancy in E-Government, georganiseerd door de Hogeschool van Oslo en Akershus in Oslo. Samen met Luciana Duranti, hoogleraar Archivistics aan de University of British Columbia in Vancouver, die de eerste keynote uitsprak, mocht ik het congres inleiden. Ik besteedde in mijn voordracht vooral veel aandacht aan de relatie tussen toegankelijkheid, archivering en verantwoording. Het was een interessant congres, waarop (voor zover ik weet) voor de eerste keer expliciet nadruk werd gelegd op de nauwe relatie tussen eGovernment en archivering. Een van de interessante facetten van mijn keynote was de revitalisering van Eric Ketelaar’s concept Archivalisering als een aanduiding van de sociale dynamiek binnen organisaties en de effecten die dat heeft op de omgang met informatie. Ik gebruikte dat concept als aanduiding van bewuste en onbewuste effecten van persoonlijk gedrag in organisaties. Een iets andere betekenisinhoud dan Ketelaar voor ogen stond bijna twintig jaar geleden. Het is dan ook de vraag of ik het concept hiervoor wel kan gebruiken, want het is erg moeilijk een concept van een andere betekenisinhoud te voorzien dan oorspronkelijk bedoeld.
Voor de uitgesproken keynote klik hier.
Citatie:
G.J. Van Bussel, ‘Information Accessibility, Archiving and Organizational Accountability in a digital age’, Proceedings of the International Conference Trust and Transparancy in E-Government, Oslo, October 26, Keynote 2 (only in electronic format on DVD).
An Accountability Challenge
In september 2016 participeerde ik in de European Conference on Information Systems management in Evora (Portugal) en presenteerde ik een paper over de rol van context in Enterprise Information Systems. Het draaide daar vooral op de uitdaging die context vorm voor het afleggen van verantwoording. De belofte die Enterprise Information Systems bieden op accountability en compliance worden niet of nauwelijks ingevuld. Een van de redenen daarvoor is het feit dat het belang van archivering niet of nauwelijks wordt onderkend. Archivering zorgt er voor (hoewel ook dit niet eenvoudig is) dat informatie verbonden blijft met de context. De paper biedt een beschouwing over hoe dat in Enterprise Information Systems zou kunnen.
Voor de paper: klik hier.
Citation:
G.J. Van Bussel, ‘An Accountability Challenge. Capturing records and their context in Enterprise Information Systems’, P. Silva, A. Guerreiro and R. Quaresma (eds.), Proceedings of the 10th European Conference of Information Systems Management. ECISM 2016, Evora, Portugal, 8-9 September 2016 (Reading: ACPI, 2016), pp. 204-211.
Filter
In 2011 publiceerde de internet activist Eli Pariser ‘The Filter Bubble: What the Internet is hiding from you’, een veelgeprezen, maar ook zeer bekritiseerd boek over de ‘informatiebubbel’. Pariser beweerde dat website-algoritmes, zoals die van Google, door middel van personalisatie selectief proberen te bepalen welke informatie gebruikers willen zien, waarbij ze weinig (of geen) informatie zien die eigen standpunten tegenspreekt. Het gevolg daarvan is isolatie van gebruikers in hun eigen culturele en ideologische luchtbel. In een artikel van december 2015 in Ethics and Information Technology stellen Engin Bozdag en Jeroen van de Hoven dat de ‘filter bubble’ daadwerkelijk een probleem is en dat algoritmes gemaakt om deze te bestrijden niet probleemloos werken. Een onderzoek van journalisten van het Eindhovens Dagblad begin januari van dit jaar gaf aan dat links-liberale journalisten en nieuwsmedia geen weet hebben van nieuwsinterpretaties die buiten hun eigen ideologische of politieke gedachtegoed worden geformuleerd. En omgekeerd. Maatschappelijk is zo’n informatiebubbel problematisch. Het leidt tot een nieuwe verzuiling.
Nog problematischer is het semantische informatiefilter, waar bij de door een auteur gebruikte (verhullende) taal het (on)mogelijk maakt te achterhalen of de verstrekte informatie ‘waar’ of ‘niet waar’ is. Of, misschien beter, ‘betrouwbaar’ of ‘niet betrouwbaar’. Semantische filters ontwaren (en ontwarren!) is moeilijk.
Want wie weet dat als iemand een uitspraak doet over een zaak waar hij een belang in heeft en die uitspraak is ten voordele van die zaak, de kans dat de uitspraak waar is slechts 20% is? Of dat als van een groep van tien mensen er acht iets beweren dat in het belang is van de groep, en twee beweren het tegendeel, de kans dat die laatste twee gelijk hebben ongeveer 95% is? Of dat als de vorm van de boodschap belangrijker lijkt dan de inhoud, de boodschap onbetrouwbaarder is? Of dat als er emotionele uitspraken gedaan worden, de kans dat de uitspraken gelogen zijn meer is dan 75%?
Dit soort, door wetenschappelijk onderzoek onderbouwde feiten maakt betrouwbaarheid van het nieuws dat we dagelijks over ons heen gestort krijgen uitermate twijfelachtig.
De meeste informatiegebruikers verifiëren het ook niet. In 2006 stelde het Pew Internet & American Life Project vast dat de meeste gebruikers van sites met informatie over medicijnen en gezondheidszorg zelden of nooit de bron verifiëren of kijken naar de datum van de informatie. 75% van de gebruikers keek daar ‘soms’, ‘zelden’ of ‘nooit’ naar. Vergeleken met vergelijkbaar onderzoek in 2001 was dat percentage alleen maar gestegen. Ik heb geen gegevens gevonden die aantonen dat het percentage sindsdien is gedaald.
Informatie wordt gefilterd. Door algoritmes en door taalgebruik. Stap uit je zuil. Vraag door. Lees verder. En wordt geen papegaai zonder te verifiëren of dat wat je verspreid wel klopt.
De informatiebubbel van Pariser is slechts het topje van de ijsberg…..
Voor de eerste keer gepubliceerd in: IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2017, nr. 1, p. 34.
Robots
In september berichtte Metro over de vrees van jongeren dat ze hun baan gaan verliezen aan robots. Die vrees is niet onterecht. De invloed van robots en datagedreven automatisering is groot, zeker in fabrieken waar routinematige werkzaamheden aan een ‘lopende band’ al grotendeels gemechaniseerd plaatsvinden. De data analytics afdeling van het management adviesbureau Deloitte voorspelde onlangs dat de komende twintig jaar tussen de twee en drie miljoen banen gaan verdwijnen. Frey en Osborne schreven in 2013 in The Economist al dat de kans uiterst groot is dat hele beroepen binnen twintig jaar verdwijnen!
Routinematig werk wordt door machines overgenomen. Niet alleen laaggeschoold productiewerk, ook werk dat door MBO’ers, HBO’ers en academici wordt uitgevoerd. Analyseren van MRI scans en röntgenfoto’s bijvoorbeeld. Het nemen van beslissingen over vergunningen. Het kopen en verkopen van aandelen. Het beheren van archieven. Het bepalen en samenstellen van een dieet. Etcetera, etcetera.
Deloitte voorspelt dat voor 286.000 van de 1.1 miljoen studenten en leerlingen over twintig jaar het werk waarvoor ze worden opgeleid niet meer bestaat. 42 % van de MBO’ers zal worden getroffen. Voor ruim 21.000 van de 68.000 MBO-leerlingen in de zorg zal geen baan weggelegd zijn omdat een robot dat werk overneemt. Bij administratieve en secretariële opleidingen gaat dat op voor 70 % van de leerlingen. Bij het HBO zal voor een op de vijf studenten geen werk te vinden zijn in hun opleidingsgebied, voor academische opleidingen voor een op de tien. Robots en computers zijn nog niet in staat ambachten als timmerman, metselaar, elektricien, of tuinman over te nemen, dus voor dergelijke beroepsgroepen zullen de effecten gering zijn.
Of iemand buiten zijn opleidingsgebied goed kan functioneren is de vraag. Het grootste deel van alle banen is informatie-intensief. Het kunnen bepalen of die informatie correct is, betrouwbaar, integer en contextueel is cruciaal. Om te kunnen functioneren zijn informatievaardigheden onmisbaar. Of jonge mensen die vaardigheden ook daadwerkelijk bezitten? Wetenschappelijk onderzoek (onder andere van Neil Selwyn) twijfelt daaraan.
Het feit dat politici, bestuurders en onderwijsbonzen er nauwelijks aandacht aan besteden is ze zeer kwalijk te nemen. Tegen beter weten in veronderstellen dat de ‘net generation’ volledig ‘information literate’ is, is naïeviteit van de bovenste plank. Wel praten over een ‘leven lang leren’ (nodig om in ander werk te kunnen functioneren), maar fiscaal dat leren onaantrekkelijk maken, is hypocriet. Wie niet blijft leren valt sociaal buiten de boot.
De economische voordelen van robotisering zijn groot, maar er is veel te weinig aandacht voor de sociale gevolgen. ‘Wishful thinking’ lost die niet op. Het vergroten van informatievaardigheden kan bijdragen aan een oplossing.
Belasting heffen op robots misschien ook. Ze verdrijven belastingbetalers namelijk van de arbeidsmarkt. Misschien ook iets om over na te denken….
Voor de eerste keer gepubliceerd in: IP. Vakblad voor Informatieprofessionals, 2016, nr. 8, p. 19.