Category Archives: Columns

Het einde van de ideologie: politieke hypocrisie, leugens en opportunisme

De verkiezingstijd met zijn retorische opportunisme en leugenachtige hypocrisie is weer losgebarsten. In de laatste decennia voor 2000 was het al te merken dat de drie ideologieën (socialisme, liberalisme en christendemocratie) te maken kregen met krimpende macht, afkalvende kiezersgroepen en herinneringen aan betere tijden in het verleden. Alsof er echter niets veranderd is, wordt er nog steeds volgens die drie ideologieën gedacht, zeker in verkiezingstijd. Het ideologische conservatisme viert hoogtij, terwijl de werkelijkheid totaal anders is. Pragmatisme, opportunisme en politiek cynisme lijken ervoor in de plaats gekomen te zijn. Politieke zingevingsvragen raken ver verwijderd van de politieke praktijk. Het gaat er niet meer om of een verkiezingsprogramma een uiting is van die zingeving, maar of het de toets van de economische benadering van het CBS doorstaat !

Pragmatisme is de politieke deugd van vandaag de dag. Als wijdverbreide uitwas daarvan echter is opportunisme gemeengoed geworden. Lid worden van een politieke partij gebeurt niet meer uit principiële overwegingen, maar vanuit carrièreperspectieven. In 1996 al verklaarden jonge ambtenaren dat zij lid werden van de politieke partij die het meeste perspectief bood voor hun carrière. Parlementsleden zien hun functie als een stap in hun uiteindelijke carrière en niet meer als het sluitstuk daarvan. Dat geldt eveneens voor ministers en staatssecretarissen; het ‘maatschappelijke middenveld’ (waarover ik het in al eerder heb gehad) ontvangt deze bestuurders en parlementariërs met open armen en beloont ze gul voor hun ‘contacten’, die lobbyen mogelijk maken. Politieke partijen lijken carrièrevehikels en verliezen hun rol als tussenschakel tussen politiek en burger, wat gepaard gaat aan een desastreus verlies in politiek vertrouwen, een toename van de onvrede en de opkomst van populistische stromingen op ‘links’ en ‘rechts’.

Het dalende vertrouwen in de politiek, het daaruit voortvloeiende politieke cynisme en het opkomende populisme kunnen in verband gebracht worden met het ‘Ehernes Gesetz der Oligarchie’, geformuleerd door de Duitse theoreticus Robert Michels in Zur Soziologie des Parteiwesens uit 1911. Deze ‘wet’ stelt dat iedere democratie uiteindelijk tot een oligarchie verwordt, waarbij de macht in handen is van een van een politieke basis vervreemde en gesloten politieke klasse, die zich (behalve met veel woorden) nauwelijks iets aantrekt van wat onder de gewone burgers leeft. Het woord ‘populisme’ wordt door deze klasse voor elke beweging of persoon gebruikt die zich daar wel iets van aantrekt. Geert Mak heeft dat in de NRC tijdens het Fortuyn-debacle als volgt geformuleerd: ‘Het systeem van de Nederlandse ‘nomenclatura’ verschilt in wezen niet van dat van de voormalige Sovjet-Unie. Ook hier gaat het om een half politieke, half bestuurlijke ‘inner circle’ met nimmer uitgesproken maar niet minder belangrijke privileges. En een van de belangrijkste is het eeuwige recht op een belangrijke positie, ook al heeft de betrokkene geenszins blijk gegeven van bepaalde speciale vaardigheden of in het verleden zelfs een spoor van wanbeleid achter zich gelaten. Ook de leden van onze nomenclatura zijn niet zozeer bezig met zich in te zetten voor hun dierbare principes, maar met het veilig stellen van hun posities’. Politiek cynisme ? Politieke realiteit ? Of een beschrijving van een daadwerkelijke praktijk, die door iedereen kan worden herkend ?
Ik kreeg dit jaar twee boeken in handen die het verschijnsel van politieke hypocrisie en politieke leugens aan de orde stellen. Deze boeken van respectievelijk David Runciman en Martin Jay vormen een uitdagend en interessant uitstapje in de intellectuele geschiedenis van de politieke theorie. Want zowel hypocrisie als leugenachtigheid in politieke setting zijn besproken door Hobbes, Mandeville, Orwell, Ahrendt, Kant, Constant en vele anderen.

Continue reading

Share This:

Belangenverstrengeling, integriteitsverlies en crisis

In april 2010 besteedde ik aandacht aan een boek van Anna Bernasek over The Economics of Integrity, waarin gesteld wordt dat het verlies aan integriteit (op, voeg ik er aan toe, vooral bestuurlijk vlak) grote economische consequenties heeft. De les die Bernasek in dit op bestuurders en managers gerichte boek wil overdragen is dat integriteit een enorme ROI (‘return on investment’) heeft. De belangstelling in Nederland voor dit boek is minimaal geweest, ten onrechte denk ik. Het legt namelijk een vinger op een wel erg zere plek in het bestuurlijke landschap. Het feit namelijk dat het handelen van vele bestuurders en managers niet meer zozeer gebaseerd is op ideologische, corporatieve of charitatieve motieven (zoals dat in de ‘verzuilde’ maatschappij tot ongeveer midden jaren negentig ‘usance’ was), maar op cynisme en eigenbelang, heeft er toe geleid dat integriteit (‘normen’ en ‘waarden’ ?) eigenlijk een vies woord geworden is. Het feit dat er in 2003 een Code Tabaksblat moest worden ingevoerd voor beursgenoteerde bedrijven met regels over hoe bedrijven en bestuurders zich dienden te gedragen, zegt al iets over verschuivende en eroderende morele normen. Dat we vandaag de dag nauwelijks nog iets horen over deze niet-verplichtende Code zegt ook voldoende. Het is namelijk niet zo dat deze Code zo vanzelfsprekend is dat ieder beursgenoteerd bedrijf de Code aantoonbaar hanteert. Morele normen en waarden, gericht op integriteit, worden eerder voor schaamteloos eigenbelang aan de kant geschoven. Kritiek daarop is niet iets dat bestuurders in dank aanvaarden. Jan Peter Balkenende kan daar over meepraten….

Voorbeelden voor een verlies aan bestuurlijke integriteit (of is het misschien gewoon eerlijkheid ?) zijn aan de orde van de dag. Een woningbouwcorporatie die met gemeenschapsgeld bankiert in riskante derivatenconstructies en daardoor miljarden verliest. Een daarvoor verantwoordelijke directeur met een jaarsalaris van een half miljoen, die van niets weet, maar met een afkoopsom van 3,5 miljoen euro naar Bonaire mag vetrekken. Een financiële directeur, de wel overal vanaf weet, laat zich door bancaire vriendjes fêteren en wordt rijk van de provisies die het bemiddelingskantoortje uitbetaald. Fraude bij woningbouwverenigingen als Rochdale, Laurentius, PWS Rotterdam, Waardwonen, Dinxperlo, etc. Onoorbare praktijken bij de verhandeling van onroerend goed, met de vooropgezette bedoeling de aankopende partij op te lichten (de ‘vastgoedfraude. ‘Christelijke’ en zeer ruim betaalde onderwijsbestuurders die goed onderwijs laten voor wat het is, zich intensiever bezighouden met de overname van andere scholen en het beheren van vastgoed en ‘hun’ school te gronde richten. Zelfverrijking bij een Rotterdamse scholenkoepel. Financiële fraude bij diverse onderwijsstichtingen ‘op Islamitische grondslag’. Miljoenenfraudes door zorgaanbieders als medisch specialisten, GGZ instellingen, AWBZ instellingen en tandartsen. Idem dito bij gastouderbureau’s. De bonuscultuur in de financiële sector, die ondanks alle negatieve berichtgeving blijft bestaan. Een bancair systeem dat lak heeft aan zijn klanten, winsten maximaliseert en niet begrijpende en niet goed nadenkende klanten bewust risicovolle producten aansmeert.

Continue reading

Share This:

Het onverwachte als managementobject

Karl Weick is een van de grote denkers binnen de organisatietheorie. Hij is hoogleraar Organizational Behaviour and Psychology aan de Ross School of Business van de universiteit van Michigan. Mijn eerste kennismaking met het werk van Weick was The social psychology of organizing uit 1969, dat een van de meest gelezen en bepalende boeken van de organisatiepsychologie werd en dat verplichte kost is voor iedereen die werkt of wil werken aan de verbetering van organisaties. Dit boek legt de grondslag voor Weick’s denken, dat vervolgens in al zijn publicaties verder wordt uitgewerkt, verdiept, verduidelijkt en geoperationaliseerd. Eenmaal gegrepen door Weick en overtuigt door zijn (veelvuldig) provocatieve, maar in de praktijk van organisaties gewortelde opvattingen, heb ik al zijn publicaties verzameld, gelezen, herlezen en (zo goed en kwaad als ik dat kon) toegepast in mijn eigen onderzoek- en adviespraktijk.

Volgens Weick bestaat er geen objectief waarneembare werkelijkheid. Organiseren is een sociaal proces van beïnvloeden en beïnvloed worden. Tijdens dit proces scheppen mensen langzamerhand een werkelijkheid. Uit de oneindige hoeveelheid variaties die optreden door veranderingen in de omgeving worden sommige wel en sommige niet geselecteerd door de leden van organisaties. Dit proces wordt ‘enactment’ genoemd en heeft in de organisatiekundige literatuur een status van algemene geldigheid verworven. Weick omschrijft het als volgt: ‘Managers construct, rearrange, single out, and demolish many ‘objective’ features of their surroundings. When people act they unrandomize variables, insert vestiges of orderliness, and literally create their own constraints’ (Social Psychology of Organizing, p. 243). ‘Enactment’ leidt tot een verbondenheid van een individu of groep mensen met de omgeving, maar het bereiken van overeenstemming over de juiste interpretatie van de ‘enacted environment’ vergt grote sociale inspanning. De interpretatie die uiteindelijk wordt gebruikt leidt tot een selectie van een dergelijke ‘enacted environment’ en leidt tot een bepaalde, op die selectie afgestemde reactie, die vervolgens in het ‘geheugen van de organisatie’ wordt opgeslagen. Die organisaties, waarin de leden geen overeenstemming kunnen bereiken over de te gebruiken interpretatie van de omgeving, zijn ten dode opgeschreven.

Continue reading

Share This:

De overleving van een hoax: het Borghilde Project

Enige tijd geleden kreeg ik een in oktober 2010 verschenen boek van Graeme Donald in handen, Mussolini’s Barber. And other Stories of the Unknown Players who made History Happen. Volgens de site van Osprey Publishing is Donald ‘researching the origins of words, nursery rhymes, superstitions and popular misconceptions’. Het zorgde voor een paar uurtjes vermakelijke lectuur, want heel erg serieus te nemen is het allemaal niet.

Een van de verhalen in het boek had Ruth en Elliot Handler als onderwerp, de uitvinders van de Barbie-pop. En, zo stelt Donald, ‘They created their iconic toy after visiting Germany in 1956 and buying the Bild Lilli doll—an adult novelty item sold in German barber shops and nightclubs’. Ruth Handler heeft altijd ontkend dat ze van het ‘adult’ karakter van ‘Bild Lilli’ op de hoogte was bij de introductie van de Barbie. In de Sun zei Donald: ‘While I was researching this I came across references to Nazi sex dolls and found out that Hitler had ordered them to be made. … As ever, more troops were laid low by disease than by bullets. Syphilis was a problem Hitler was aware of and he was rumored to have suffered from it himself.” En: ‘In the end the idea fizzled out and the place where they were made and all the dolls were destroyed in the bombing of Dresden’. En zo komt Donald op het Borghilde Project….

Wat hield dit project in ? Volgens Donald liet Adolf Hitler opblaasbare sekspoppen vervaardigen voor zijn soldaten, vooral om het gevaar voor seksueel overdraagbare aandoeningen te beperken. Heinrich Himmler zou in 1940 geschreven hebben dat het grootste gevaar in Parijs de wijdverspreide en ongecontroleerde aanwezigheid van prostituees was. Volgens Himmler was het een oorlogsnoodzakelijkheid de soldaten te beletten hun gezondheid te riskeren met dergelijke contacten. Hitler keurde het project goed, en vervolgens werden Arische sekspoppen ontwikkeld, die klein genoeg waren om in een rugzak te passen. Ze werden uitgetest door soldaten in het bezette Jersey. In 1942 werd het project afgeblazen; Duitse militairen weigerden de opblaaspoppen nog langer mee te zeulen in hun bagage. Ze waren bang dat ze zouden worden uitgelachen door Britse soldaten als die hen gevangen zouden nemen.

Continue reading

Share This:

Corpocratie

Het is voor de lezer geen geheim dat ik nogal kritisch ben over de handel en wandel van onze ‘elites’ en dat ik ernstige twijfels heb over de daarbinnen gangbare waarden en normen. Uiteraard is het een uitvloeisel van een wereldwijde trend en als zodanig zijn de uitwassen in Nederland nog maar een mager aftreksel van wat er zich in de bijna failliete grootmacht van de Angelsaksische democratie afspeelt: de USA. Een van de meest verlammende verschijnselen van de democratie in dat land, de vermenging van de invloed en macht van commerciële bedrijven met die van gekozen en benoemde regeringsfunctionarissen, doet zich in ons land nog niet in die mate voor.

In de USA worden politici ‘gekocht’, ze worden betaald met steeds stijgende campagnebijdragen van ‘big business’, waardoor het ‘publieke belang’ in zijn algemeenheid het onderspit delft. Miljoenen dollars aan campagnebijdragen, tienduizenden grof betaalde lobbyisten en voortdurende carrièrewisselingen tussen de publieke en private sector hebben geleid tot een vervaging van de verschillen tussen overheid en bedrijfsleven. Het heeft geleid tot een gezondheidsstelsel dat in extreme mate ten voordele van de farmaceutische industrie werkt, een oorlogsindustrie die heeft geleid tot een leger dat twintig keer zo groot is als maximaal nodig voor de verdediging van de belangen van de USA (en tot uitpuilende geldkassen van de betreffende bedrijven) en een financiële sector die zich niets aantrekt van ethiek, transparantie en maatschappelijke waarden en haar topmannen bedeelt met miljarden aan bonussen. Juist deze verschijnselen en uitwassen zijn ook in Nederland waarneembaar.

Continue reading

Share This:

Bubbels

Het was een onrustige tijd de afgelopen twee maanden. Politiek, sociaal, cultureel en economisch. De regering blijft ook in de Eerste Kamer van een meerderheid verstoken en zal dus alle zeilen moeten bijzetten om wetsvoorstellen gerealiseerd te krijgen. De maatregelen van de regering breken de al aan degeneratie onderhevige sociale welzijnsstaat verder af. De culturele sector wordt van het overheidsinfuus afgehaald en dat valt niet in goede aarde, al is de maatschappelijke onrust daarover zo goed als nihil. Economisch is het goede nieuws dat Nederland de kredietcrisis overleefd heeft en weer bijna op het niveau van daarvoor aangeland is. Het slechte nieuws is dat het land in een nog veel groter gat gaat vallen als de schuldenpositie van de Europese landen ontploft. Een niet geheel onrealistisch scenario ! Voer te over dus ! Ik wil het deze keer gaan hebben over het leeglopen van een aantal ‘bubbels’ die we de afgelopen decennia hebben gecreëerd, namelijk de huizenbubbel, de internetbubbel en ook de cultuurbubbel. Ze zijn van verschillende grootte, hebben de potentie om explosief te worden, hebben bij explosie grote consequenties en worden over het algemeen volledig genegeerd.

Het is niet te ontkennen: Nederland heeft een huizenbubbel. Vooral de banken en de vastgoedsector hebben er geen behoefte aan dat te bevestigen. De consequenties van een leeglopende bubbel zijn enorm groot. De prijzen zijn vanaf 2007 ruim 8 procent gedaald, maar een verdere sterke daling is zelfs al door het altijd positieve makelaarsgilde (de NVM) aangekondigd. De huizenprijzen hebben een excessieve stijging achter de rug. Vanaf 1985 tot 2007 stegen de reële prijzen (gecorrigeerd voor inflatie) met 165 procent. Een website als Wegwijs heeft al lange tijd proberen duidelijk te maken dat die stijging in geen enkele verhouding staat tot de stijging van het besteedbaar inkomen, dat van 1990 tot 2009 met maar 17 procent steeg. In 2010 werden 126.000 woningen verkocht, het laagste aantal in twintig jaar. In het eerste kwartaal van 2011 stonden 192.000 huizen te koop, vele daarvan al langer dan ooit tevoren.

Continue reading

Share This:

De Thorium-revolutie

Het waren enerverende maanden, februari en maart. Een revolutie in de Arabische wereld, waar het ongenoegen om corrupte, al jarenlang regerende ‘democratische’ dictators tot uitbarsting kwam in breed volksverzet, gestimuleerd door social media, internet en mobiele telefonie. Waartoe het leidt weet niemand, wel dat enkele burgeroorlogen op het punt van uitbarsten staan (Jemen, Syrië) of reeds uitgebarsten zijn (Lybië). Interveniërende westelijke mogendheden, in het enige land dat met zijn olie een belangrijke asset vormt van (vooral) West-Europa (Lybië). Een interven­tie, die wel een no fly-zone afdwingt, maar die door gebrek aan visie, doorzettingsvermogen en po­litieke wil geen doorslaggevende factor van betekenis is. Naast deze revolutionaire uitbarstingen een enorme uitbarsting van natuurgeweld in Japan, waar een aardbeving en een tsunami een groot deel van noordoost Japan heeft getroffen en talloze slachtoffers heeft gevergd. Gevolgd door een vulkaanuitbarsting in het zuidwesten van Japan en talloze naschokken, vaak net zo hevig als een ‘gewone’ aardbeving, wordt aangetoond dat aardkrachten sterker zijn dan alles wat de mens ma­ken kan.

En juist dit schept ernstige problemen. Want Japan is een van de weinige landen die voor haar energievoorziening bijna volledig afhankelijk is van kernenergie. Toen ik enkele jaren geleden het grote herdenkingspark in Hiroshima bezocht en daar geconfronteerd werd met de gevolgen van nucleaire ontploffingen, verbaasde mij vooral dat feit. Maar de Japanners verzekerden me dat de kerncentrales veilig waren en bestand tegen elke vorm van natuurgeweld, net zoals heel veel van hun gebouwen bestand waren tegen aardbevingen. Naar nu blijkt, was dat een, op dat moment, begrijpelijke misvatting. Want al hadden de ontwerpers van de (wat verouderde) kerncentrales van Fukushima rekening gehouden met een tsunami van vijf meter hoogte, tegen een gelijktijdige ‘aanval’ van een aardbeving en een tsunami van vijftien meter hoogte was niets be­stand. Nu is dat niet helemaal juist: de reactoren waren er wel tegen bestand, maar de koelsyste­men en de elektriciteitsvoorzieningen niet. En dat bleek een receptuur voor een ramp: een meltdown met alle gevolgen van dien. Tot nu toe is die door de technici van de centrales met gevaar voor eigen leven voorkomen, maar de reactoren ‘lekken’ wel. Radioactief jodium in het zeewater, hoge radioactieve straling in de directe omgeving, radioactieve deeltjes in de lucht op 300 km afstand in Tokyo. Een ‘wake-up call’ wereldwijd en een klap in het gezicht van de kernenergie- lobby. De gevolgen van de ramp maken duidelijk dat ‘veilige’ kernenergie niet bestaat.

Continue reading

Share This:

Links en rechts zijn schuivende panelen

Wat ik de afgelopen maanden (eigenlijk al jaren) met verbazing aanschouw, is het ‘over en weer’ verketteren van ‘links’ en ‘rechts’, zonder enige nuance en met het volstrekt negeren van de subjectiviteit en contextualiteit van die begrippen. Alles wat als genuanceerd of intellectueel tegen de grootste schreeuwer ingaat, is ‘links’. Argumenteren hoeft dan niet meer. Anderzijds: ideeën die afwijken van de politieke conformiteit worden al snel als ‘rechts’ weggezet. Dat gebrek aan nuance, aan discussie, aan belangstelling voor andere visies en ideeën, mis ik. Het sluit aan bij tendensen in onze samenleving die ik al in eerdere posts hier heb beschreven. Het is wel begrijpelijk, want een politieke transformatie, zoals die zich nu aan het voordoen is, leidt altijd tot grote, onoverkomelijk lijkende tegenstellingen. Of die tegenstellingen op dezelfde wijze maatschappelijk kunnen worden ingekaderd als de ‘fluwelen revolutie’ van de jaren ’60, moet worden afgewacht.

Mijn denken over ‘links’ en ‘rechts’ werd (nu) vooral gestimuleerd door het lezen van Martin Bosma’s De schijn –élite van de valse munters. Drees, extreem rechts, de sixties, nuttige idioten. Groep Wilders en ik (Bert Bakker/Prometheus 2010). Bosma heeft een fascinerende, maar ook zeer eendimensionale, niet altijd degelijk onderbouwde en bijna steeds provocerende en polemische analyse gegeven van de politieke ideeën en ontwikkelingen vanaf de jaren ’60. Een belangrijk politiek boek, dat de contextualiteit en subjectiviteit van ‘links’ en ‘rechts’ benadrukt.

Continue reading

Share This:

De ‘kennis van nu’ als brevet van bestuurlijk onvermogen

Er is in ieder geval één geval geweest dit jaar, waarbij de uitspraak ‘met de kennis van nu’ terecht gebruikt is: in het geval namelijk van Ina Post, de bejaardenverzorgster die in 1987 wegens het doden van een bejaarde vrouw veroordeeld werd tot zes jaar cel en een deel van die straf ook heeft uitgezeten. In oktober van dit jaar werd ze voor datzelfde feit vrijgesproken door het gerechtshof in Den Bosch. Het bewijs ontbrak, haar bekentenissen waren ‘vals’, ze was in de war vanwege een posttraumatisch stresssyndroom. Excuses werden niet gemaakt. Het OM stelde dat ‘de zaak-Post geen gerechtelijke dwaling [is]’ en ‘Dit is een zaak van 23 jaar geleden waar met de kennis van nu naar is gekeken. We wisten destijds niet dat zij last had van een posttraumatisch stresssyndroom. Wat er verder fout is gegaan tijdens het politieonderzoek, was in die tijd volstrekt normaal’. Of dat zo is, weet ik niet. Ik weet in ieder geval wel dat ook toen grote twijfels bestonden over de veroordeling. Het posttraumatisch stresssyndroom was toentertijd echter niet bekend, nu wel. In die zin is ‘de kennis van nu’ dan ook terecht gebruikt.

Dat kan voor de rest van de dit jaar tot een hype verworden uitspraak niet worden gezegd. Er ging dit jaar geen week voorbij of ergens in bestuurlijk Nederland, zowel in publieke als in particuliere kringen, klonk die uitspraak om ook maar enige verantwoordelijkheid voor een bestuurlijke tegenslag naar het rijk der vergetelheid af te schuiven. Jan Peter Balkenende zette de trend in januari, toen hij toegaf dat Nederland de inval in Irak in 2003 niet had moeten steunen, aangezien er geen juridische grond was die die inval rechtvaardigde. Het rapport van de Commissie-Davids had de politieke steun van die inval onderzocht en was tot die conclusie gekomen. Maar, zo stelde Balkenende, ‘in het licht van deze ontwikkelingen en met de kennis van nu aanvaardt het kabinet dat voor een dergelijk optreden een adequater volkenrechtelijk mandaat nodig zou zijn geweest’. Inhoudelijk was dat gewoonweg niet waar. De ‘kennis van nu’ was niet wezenlijk anders dan de ‘kennis van toen’, toen de toenmalige regering besloot de inval te steunen. Balkenende had eigenlijk moeten toegeven dat het besluit niet juist was (of gebaseerd op niet te onderbouwen andere overwegingen, die toentertijd in het kabinet gespeeld hebben, maar nooit zijn geopenbaard). Met de uitspraak ‘met de kennis van nu’ was het mogelijk bestuurlijke verantwoording een ander karakter te geven en minder ernstig te doen zijn.

Continue reading

Share This:

De ‘way of life’ van de cultuursector loopt ten einde

De bezuinigingen op kunst en cultuur gaan heel diep, zijn (wellicht) onevenredig hoog, zullen het einde betekenen van gezelschappen en worden uitgevoerd zonder een greintje visie op de toekomst. Vooral dat laatste raakt me, zoals dat me raakt bij alle bezuinigingsvoorstellen die het kabinet Rutte wil doorvoeren. Het is visieloos ‘schaven’, zonder een zinnig idee over hoe dit kabinet maatschappij en overheid over pakweg tien jaar ziet. Dat was overigens niet anders geweest met een anders samengesteld kabinet. Politici en politieke partijen hebben geen praktisch geformuleerde lange termijn visies, die als leidraad dienen voor ingrepen in de maatschappelijke (financiële) huishouding. Dat soort visies kan leiden tot fundamentele keuzes, waarover te discussiëren valt. ‘Schaven’ levert alleen geld op, maar schuift fundamentele keuzes door naar een later moment. Iets waar de Nederlandse bestuurders heel goed in zijn.

Zeker is dat de ‘way of life’, de gangbare wijze waarop van dag tot dag in de gesubsidieerde (en misschien ook wel, zij het in mindere mate, in de private) cultuursector wordt gewerkt en wordt omgegaan met geld, ten einde loopt. Tot 2015 wordt op cultuursubsidies 200 miljoen euro bezuinigd. Daar komt nog een aantal maatregelen bovenop, zoals een verplaatsing van de podiumkunsten en de kunstaankopen naar het hoge BTW-tarief van 19 %, het afschaffen van het CJP, het afschaffen van het belastingvoordeel op cultureel beleggen en het afschaffen van de kunstenaarsbijstand WWIK. Dat tikt aan.

Continue reading

Share This:

‘Is Internet changing our brains ?’

In mijn vorige post besprak ik kort een boek van Nicholas Carr, te weten The Big Switch, dat enthousiasmerende, maar ook wat vreemde boek over de ontwikkeling van de licentiegerichte IT naar een dienstverlenende IT. Naar de aanbieding van diensten als ‘utilities’, die dankzij de ‘World Wide Computer’ op ‘kostenvriendelijke’ manier aan consumenten worden aangeboden. Een boek over ‘cloud computing’, dat door Carr echter niet als zodanig is bedoeld. In deze post wil ik wat verder ingaan op een ander provocatief, interessant en enthousiasmerend boek van Carr, namelijk The Shallows. What the Internet is doing to our Brains (New York, Londen 2010). Ofwel: worden we dom door het gebruik van Internet ? Veranderen onze hersens dusdanig dat ze oude, vertrouwde taken niet goed meer kunnen uitvoeren ?

Carr’s boek begint melodramatisch met de smeekbeden van de supercomputer HAL in 2001: A Space Odyssey. De machine wordt buiten werking gesteld en zijn draden losgetrokken. ‘My mind is going’, zo zegt HAL. ‘I can feel it’. Carr vindt dit een heel toepasselijke analogie: het menselijke brein lijkt op deze fictieve computer. ‘I can feel it too’, zo schrijft hij. ‘Over the last few years, I’ve had an uncomfortable sense that someone, or something, has been tinkering with my brain, remapping the neural circuitry, reprogramming the memory’ (blz. 5). Carr stelt dat we onszelf saboteren, door de onze mogelijkheden voor langdurige aandacht in te wisselen voor de dynamische oppervlakkigheid van het Internet. Zoals Carr voor het eerst waarnam in zijn zeer bediscussieerd artikel in The Atlantic, ‘Is Google Making Us Stupid ?‘, het participeren in de online wereld heeft het (in ieder geval voor hem) steeds moeilijker gemaakt om zich bezig te houden met moeilijke teksten en complexe ideeën. ‘Once I was a scuba diver in a sea of words’, zo schrijft hij in zijn zeer verzorgde, welsprekende stijl. ‘Now I zip along the surface like a guy on a Jet Ski’ (blz. 7). Carr beklaagt zich over zijn afnemende concentratievermogen, maar is eerlijk genoeg om het nut van het Internet te erkennen. Immers, het Internet voorziet ons van toegang tot een bijna oneindige hoeveelheid data. We worden beperkt tot een oneindige intellectuele oppervlakkigheid, zonder diepgang.

Continue reading

Share This:

‘Cloud computing’ als realiteit en risico

Toen de redactie van het tijdschrift Informatieprofessional (IP) mij vroeg om voor het oktober­num­mer mijn licht eens te laten schijnen op de juridische implicaties van ‘cloud computing’ werd ik gestimuleerd om weer eens wat literatuuronderzoek en webresearch te doen. Wetende dat ‘cloud computing’ een enorme vlucht aan het nemen is, is het de moeite waard eens in beeld te bren­gen wat het begrip betekent en welke implicaties dat heeft voor de wereld om ons heen. We hebben immers de mond vol van ‘cloud computing’, van Web 2.0. en van het semantische web. Op het moment dat ik mijn manuscript bij de redactie had ingediend, besteedde De Financiële Tele­graaf kort aandacht aan het verschijnsel, en dan met name aan de risico’s die het met zich mee­brengt en de nieuwe regelgeving die nodig zou zijn. Of dat nodig is laat ik in het midden; zeker is, dat er (naast baten) veel risico’s zijn.

Bij de term ‘cloud computing’ komt bij mij altijd The Big Switch. Rewiring the world, from Edison to Google van Nicholas Carr voor de geest. Niet omdat het een geniaal boek is (want dat is het niet), maar wel om de levendige en enthousiaste beschrijving van de wonderen en gevaren van het Inter­net, de ‘World Wide Computer’, zoals Carr het noemt. Het is een vreemd boek, dat eigenlijk niet over ‘cloud computing’ gaat, maar het toch beschrijft. Het bestaat uit twee delen, die weinig ge­meen hebben, behalve dat ze over het Internet en daaraan gerelateerde ver­schijn­selen gaan. In het eerste deel (blz. 5-103) beschrijft Carr de geschiedenis van elektriciteit en van computers en verge­lijkt daarbij de ontwikkeling die daarbij werd doorgemaakt, van een tech­nologisch beperkt, lokaal gebruik tot een snel gecentraliseerd netwerk van verbindingen. Zowel elektriciteit als computers veranderden de manieren waarop we leven, met elkaar omgaan en zaken afhandelen. De gebruikte metafoor stelt Carr in staat om te stellen dat het Internet, door de integratie die het genereert, de aanleiding is van de wisseling van het lang gebruikte client-servermodel naar, wat hij noemt, ‘util­ity computing’. ‘Utility computing’ wordt, zo zegt Carr, net zoals de elektrische stroom vooral gefa­ciliteerd door de ontwikkelingen in netwerktechnologie. In een dergelijke omgeving fungeren som­mige bedrijven als ‘utilities’, die enkel een platform bieden waarop andere partijen toepas­sin­gen ontwikkelen. Gebruikers kunnen die platformen snel en tegen lage kosten benutten om daarop snel allerlei toepassingen aan hun klanten als dienst aan te bieden. In dit deel van The Big Switch be­schrijft Carr ‘cloud computing’ in optima forma. In het tweede deel van zijn boek (blz. 105-232) schrijft Carr over allerlei aspecten, die de ‘World Wide Computer’ bepalen en de dreigingen, die daaruit voortvloeien (bijvoorbeeld voor de privacy van de gebruikers). Hoewel zeer lezenswaardig hebben deze hoofdstukken vreemd genoeg weinig te maken met het verschijnsel ‘cloud coumput­ing’, zoals dat in het eerste deel zo enthousiast is gepresenteerd.

Continue reading

Share This:

Een kaartenhuis: risicomanagement (ook tijdens een crisis)

De afgelopen weken heb ik mij verdiept in Douglas W. Hubbard’s The Failure of Risk Management: Why It’s Broken and How to Fix It (New York 2009). Dat thema is erg interessant, vooral in het licht van de economische crisis die we op dit moment doormaken en de uitwassen die die crisis hebben bespoedigd. Ik heb daar hier al verschillende posts aan gewijd. Deze maand verscheen in Nederland tevens een onderzoeksrapport over risicomanagement, dat de conclusies van Hubbard, waarover later meer, in mildere taal bevestigt. Dat dat onderzoek door een aantal zwaargewichten uit het wetenschappelijke accountancy-, controlling- en governance-domein is uitgevoerd, geeft te denken. Zeker wanneer we dat in combinatie zien met het bovengenoemde boek van Hubbard.

Al in het voorwoord van het rapport (blz. 3) laten de onderzoekers hun conclusies de vrije loop: ‘Over de slotconclusies zijn we het wel eens. Risicomanagement staat nog in de kinderschoenen en de vooruitgang die in de afgelopen vijf jaar op dit terrein is geboekt is bepaald mager te noemen. Risicomanagement heeft onvoldoende geholpen de gevolgen van de crisis te beperken. De suggestie dat de wereld veiliger was geworden dankzij de verworvenheden van risicomanagement – zoals sommigen in de financiële sector ons hebben willen doen geloven – is volkomen misplaatst. Om te stellen dat de crisis mede is veroorzaakt door de toepassing van risicomanagement is echter weer te stellig. Wel is het zaak verder na te denken over wat risicomanagement wel en wat het vooral niet kan’. Douglas Hubbard is wat minder mild.

Continue reading

Share This:

De economische waarde van integriteit

Mijn vorige post over de falende bestuurlijke elite wees op het verlies aan integriteit, waarmee deze elite een belangrijke rol speelde in het ontstaan van de huidige crisis. Het verlies aan vertrouwen in de maatschappij in die bestuurlijke elite is een gevolg van dat verlies aan integriteit. Integriteitsverlies kan grote economische consequenties hebben. Want, zoals Anna Bernasek stelt in haar in januari van dit jaar verschenen boek The economics of Integrity, integriteit is van zeer grote economische waarde.

Als we, zo zegt ze,ignore the important ways that people cooperate to create wealth, we miss the most valuable source of wealth creation imaginable. Recognizing the true value of relationships, we can build stronger relationships and create and share greater wealth. It’s a powerful way to reinvigorate the economy’ (blz. 2).

Haar boek is ‘a tool kit for creating integrity anywhere in the economy. When policy makers are thinking about changing health care, reforming the tax system, or improving the financial system, they can use these tools to systematically build value. I encourage readers to see that integrity unlocks enormous opportunities for wealth creation that we may not yet imagine’ (blz. 3). Om die stelling te onderschrijven is het wel nodig om de persoonlijke, morele benadering van integriteit achter ons te laten, of beter: op te doen gaan in een meer collectieve vorm van integriteit, een, wat ze noemt, ‘strategic view of integrity’ (blz. 12). Juist deze collectieve integriteit is ‘good economics’.

Die collectieve integriteit kent twee componenten, door Bernasek aangeduid als ’trustworthiness’ en ’trust’. Het eerste wijst er op dat ‘someone is following the rules, telling the truth, and being careful on the job’. Het tweede: ‘believing the seller’s trustworthiness’ (blz. 35). En dan volgt een wat problematische zin, namelijk: ‘When you have both trustworthiness and trust, you have a relationship of trust and integrity. That relationship – that integrity – is an asset that produces economic value’ (blz. 35-36). Begrippen met verschillende betekenisinhoud worden hier – zonder uitleg – op een hoop gegooid. ‘Integrity’ wordt eerst in persoonlijke, en vervolgens in collectieve zin gebruikt. Het maakt de uitspraak niet minder valide, maar ik mis een uitleg over het verschil tussen ‘vertrouwen’ en ‘integriteit’. En dat is jammer, want de afgelopen jaren is er veel gepubliceerd over de effecten van ’trust’ en ’trusted computing’. Wat wel nieuw is in dit boek van Bernasek, is de extreme koppeling van ’trust’ en ‘integrity’ aan de creatie van economische waarde.

Continue reading

Share This:

Het falen van de bestuurlijke elite

De crisis van nu is niet zo erg als in de jaren ’80. Er zijn immers minder werklozen dan toen, we hebben een minder grote staatsschuld, de inflatie is veel lager en de export blijft hoger. Er is echter wel een fundamenteel verschil: de besturende elite wereldwijd faalt als nooit tevoren en de vertrouwens­crisis als gevolg daarvan is enorm.

In het afgelopen decennium heeft iedere ‘systeem-organisatie’ in de samen­leving (in Ne­derland, maar ook wereldwijd) zichzelf het imago van corrupt, incompetent, amoreel, onbetrouw­baar en niet integer bezorgd. Denk aan:

  • het graaien in de top van het bedrijfsleven;
  • overmatige onkostenvergoedingen en ‘gouden handdrukken’ bij bestuurders van publieke en private instellingen;
  • duistere transacties in de vastgoedwereld met het doel beleggers een poot uit te draaien;
  • frauduleuze transacties door directeuren van woningcorporaties;
  • negeren van wettelijke regels door overheden;
  • het ontlopen van verantwoordelijkheid door kerkelijke leiders voor bekend misbruik van jongeren door religieuzen;
  • het doen van allerlei politieke beloften om die vervolgens te negeren;
  • wetenschappers, die door idealen en financieel gewin verblind, de waarheid van onder­zoeksresultaten geweld aan doen; en
  • het weglopen voor politieke verantwoordelijkheid als ‘slechte’ tijden aanbreken.
Continue reading

Share This:

”t guet tot Bussel met alle toebehoorten’

Zaterdagmiddag 20 maart vond in het gemeenschapshuis van Asten een familiereünie plaats van de familie (of misschien beter: het geslacht) Van Bussel. De aanleiding: de verschijning van het kloeke boekwerk: Genealogie Van Bussel, 1531-2010 (Asten 2010). Een gezellige bijeenkomst, die ieder weer eens wees op het feit dat de Van Bussels het ‘gaat heen en vermenigvuldigt U’ goed hebben begrepen en tot in de finesses hebben uitgevoerd. Een drukke bedoening zodoende !

Indrukwekkend boek, 511 pagina’s, A4, genaaid gebonden, voorzien van vele familiefoto’s en een beschrijving van 15 generaties Van Bussels. Het boek is samengesteld door Piet Aarts uit Asten-Heusden. Ik ben altijd erg onder de indruk van het genealogische speurwerk, dat moet worden verricht om familiestambomen in kaart te brengen. De Van Bussels zijn toch al rijk bedeeld, want in 1993 verscheen al het Chronologisch geboortenregister op het geslacht Van Bussel in de Nederlanden (Heerewaarden 1993), samengesteld door G.J.M.V. Van Bussel en P.C. Van Koningsbrugge. Dat werk kende een bredere benadering, omdat het probeerde alle takken van het geslacht Van Bussel in Nederland in kaart te brengen. De Genealogie Van Bussel is beperkter: het beperkt zich tot de families, die als stamvader Willem van den Eynde kunnen aanwijzen, wiens kleinzoon Daniël in 1531 ‘een hoef … gheheiten Bussel’ kocht. De stamboom beperkt zich dus tot de Astense familietakken. En zo te zien is dat gedegen gebeurt, al zal er zo hier en daar in de details het een en ander wel niet in orde zijn. Tenminste: het geroezemoes horende afgelopen zaterdagmiddag is er zo hier en daar het een en ander ingeslopen, dat niet door iedereen als juist werd herkend.

Continue reading

Share This:

Een luguber en sinister verhaal ….

Sinds mijn promotie heb ik eindelijk weer eens tijd om wat anders te lezen dan proefschrift-gerela­teerde literatuur. Mijn vorige post over het boek van Sytze van der Zee stimuleerde mij ertoe een boek te herlezen dat nauw verbonden is met Van der Zee’s thema. Van der Zee verwijst in zijn no­tenapparaat voortdurend naar gevangen genomen en getransporteerde Joden, die uiteindelijk om­komen in de kampen van de Endlõsung.

Er is veel over die kampen geschreven, maar de benadering van Henry Friedlander is mij altijd bij­gebleven. Friedlander is een in 1930 geboren Berlijnse Jood, die de oorlog overleefde en in 1947 naar de Vere­nigde Staten emigreerde. Hij ontwikkelde zich tot een van de voornaamste historici van de Holo­caust als hoogleraar Joodse Studies aan de City University of New York. In 1995 publi­ceerde hij zijn meest bekende werk The origins of Nazi genocide. From Euthanasia to the final solution (Chapel Hill 1995). Ik heb dat boek zelf in een Duitse editie uit 1997 in de kast staan: Der Weg zum NS Geno­zid. Von der Euthanasie zur Endlösung (Berlijn 1997).

Friedlander bestudeerde in dit boek de wordingsgeschiedenis van de Duitse Vernichtungspolitik. Het boek kan als de eerste degelijke en systematisch analyse van dit doelbewuste vernietigingsstre­ven worden beschouwd. Friedlander stelde dat dit vernietigingsstreven zich achtereenvolgens richtte op geestelijk en lichamelijk gehandicapten, de zigeuners en de joden. Hij stelde dat de oor­sprong van de Holocaust terug te voeren is op de combinatie van twee Nazi-stromingen, namelijk het anti-semitisme en het streven naar ‘raciale zuiverheid’ (Rassenhygiene). Gedetailleerd beschrijft Friedlander het maatschappelijke Nazi-klimaat, dat de enthousiaste samenwerking van weten­schappers, artsen en functionarissen veroorzaakte. Die samenwerking kwam voort uit en werd vanaf 1939 verder gestimuleerd door het Aktion T-4-programma, dat door Friedlander gezien wordt als de cruciale voedingsbodem van de Holocaust.

Continue reading

Share This:

Een beklemmende, maar ware geschiedenis….

De journalist Sytze van der Zee, die in 1997 zijn openhartige autobiografische verhaal over zijn verleden als NSB-kind vastlegde in Potgieterlaan 7, heeft in zijn nieuwe boek Vogelvrij. De jacht op de Joodse onderduikers (De Bezige Bij 2010) gedetailleerd en beklemmend verhaald over de vervolging van de Joodse bevolkingsgroep in de Tweede Wereldoorlog. Een vervolging die vooral vorm gegeven werd door Nederlandse overheidsdienaren (vooral politiefunctionarissen), maar ook door geloofsgenoten, die soms wel, soms niet onder (zware) druk gezet werden om de bezetter tot dienst te zijn.

Het boek heeft een fikse omvang (538 pagina’s, inclusief noten), een zwakke structuur, een wat groter lettertype en een vlotte en goed leesbare stijl, die tot voortdurend verder lezen uitnodigt. Het onderwerp is dermate boeiend dat ik het boek in twee dagen uitlas en vervolgens in literatuur als Presser en De Jong ging grasduinen om te zien in hoeverre het beeld door Van der Zee wordt bijgesteld. En zoals Van der Zee zelf al constateerde: het deel van het ‘Joodse verraad’ is slechts zeer beperkt beschreven en een echt beeld bestond er niet van. Van der Zee beschrijft dus een lacune; en een opzienbarende lacune. Relativering past: percentueel gesproken is het ‘Joodse verraad’ beperkt, maar het was er wel en in een omvangrijkere vorm dan voorheen toegegeven. Alleen daarom al is dit boek verplichte kost.

Continue reading

Share This:

Politieke blunder: belanghebbende toezichthouder

Hoe je het wendt of keert, het voornaamste nieuwsfeit van de afgelopen twee weken is niet de gemeenteraadsverkiezingen en de volstrekt ongewenste (maar niet te vermijden) inbreng van de landelijke politici daarin. Het is de rapportage van onze belangrijkste toezichthouders van de financiële wereld, de DNB en de AFM, over de verantwoordelijkheden van Gerrit Zalm bij het DSB-debâcle. Die rapportages hadden onafhankelijke en niet te bestrijden conclusies moeten bevatten, maar door een knullige regie en uitvoering werd juist het tegendeel bereikt. Dat vervolgens de beoordelingen van de beide instanties uiteen lopen, maakt de situatie erg complex.

Op zich hoeft het niet problematisch te zijn dat twee toezichthouders met een verschillend oordeel komen; zij kijken immers met een andere bril naar dezelfde kwestie en kunnen op grond daarvan tot een ander oordeel komen. Dat de nu demissionaire minister De Jager vervolgens door de onafhankelijke staatsrechtgeleerde Michiel Scheltema de beide toetsingsrapporten laat beoordelen is nog tot daaraan toe, maar dat hij vervolgens zonder voorbehoud het rapport van de DNB onderschrijft en dat van de AFM als niet ter zake van tafel veegt, is ongekend. Hij vindt dat Zalm heeft gedaan wat hij kon, maar dat hij in de structuur van DSB tegenover Scheringa niet meer kon bereiken. Dat dit klinkt als een brevet van onvermogen, zal wel niet in de bedoeling gelegen hebben.

Continue reading

Share This:

De vierde macht

Volgens een onderzoek van re.public.nl vinden ambtenaren het ‘dramatisch’ als de PVV zou gaan regeren. Meer dan de helft van hen wil niet voor een PVV-bewindspersoon werken. Er zijn, zo vinden ze, grenzen aan de loyaliteit van een ambtenaar. Twintig procent staat neutraal tegenover een dergelijke bewindspersoon. En over de bestuurlijke kwaliteiten van de PVV zijn de respondenten kritisch: vijfentachtig procent schat die in als ‘slecht’ of ‘matig’. Het lijkt er op dat er vooral rijksambtenaren aan de tand gevoeld zijn, maar ik vermoed dat hetzelfde van gemeenteambtenaren gezegd mag worden.

Motivatie voor deze stellingname is dat ze zich ideëel niet kunnen verenigen met het gedachtengoed van Wilders. Rinus van Schendelen, hoogleraar Politicologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, vindt dit ‘fout’: ‘Er is geen enkele juridische grond waarop een ambtenaar kan weigeren voor een PVV’er te werken. Die houding past ook niet bij deze tijd. Ambtenaren moeten respect tonen voor de kiezer’. Dat is natuurlijk helemaal correct, maar de ambtenaren zeggen ook niet dat ze zich zullen verzetten, maar dat ze naar een andere baan zullen gaan omzien en dus ontslag nemen. Of dat ook werkelijk gebeurt als het zover is, is nog maar de vraag. Het is nog lang niet zeker dat er PVV-bewindspersonen komen en als het zover is zal een groot gedeelte van de nu weigerachtige ambtenaren zich gewoon bij de feiten neerleggen. Als het echt aan de orde komt, veranderen meningen heel erg snel. Zeggen ontslag te nemen en dat werkelijk doen zijn twee verschillende dingen.

Continue reading

Share This: